Tag Archief van: datagedreven

Van radar tot sonar: signaleren van ondermijnende criminaliteit met data science

De afgelopen weken is er bijna in elke krant of tv-programma aandacht aan besteed: ondermijning of ondermijnende criminaliteit. De schokkende moord op advocaat Derk Wiersum heeft de discussie extra brandstof gegeven. Wij waren die dag op het Congres Ondermijning en Georganiseerde Criminaliteit in Tilburg en ook daar was het het nieuws het gesprek van de dag. Centrale vraag: wat kunnen we doen om een vuist te maken tegen ondermijnende criminaliteit?

Extra geld is mooi, maar wat gaan we ermee doen? Verschillende strategieën passeerden de revue. Burgemeester Theo Weterings van de gemeente Tilburg had het over het stimuleren van preventie door als overheid aanwezig te zijn in de ‘haarvaten’ van de wijk. Uit de zaal kwam ook de oproep tot het uitbreiden van capaciteit, en ja zelfs het (opnieuw) organiseren van een specialistische eenheid, zoals die er in het verleden is geweest. Zou minister Grapperhaus meegeluisterd hebben?

Figuur: Congres Ondermijning & Georganiseerde Criminaliteit

Prof. Pieter Tops riep op tot het bestuderen van de optie om sommige vormen van drugsproductie- en handel te legaliseren. Hij waarschuwde dat legaliseren niet per definitie een oplossing is (mogelijk zelfs contra-productief) en benadrukte dat hij opriep tot discussie en studie, niet direct tot actie.

Wat opviel was dat geen van de geleerden, bestuurders of experts in de ochtend sprak over innovatie of het gebruik van nieuwe technologie. Terwijl als je het ze persoonlijk zou vragen, ze waarschijnlijk zouden zeggen dat dat zeker een belangrijk speerpunt zou moeten zijn. Gelukkig was er bij het publiek wel degelijk behoefte aan het gebruiken van technologie om de informatiepositie te verbeteren en ook in de middag werd door diverse sprekers aandacht aan dit onderwerp besteed.

Risico Radar Ondermijning

Shintō Labs heeft in samenwerking met Bureau Beke en het RIEC Rotterdam een Risico Radar Ondermijning ontwikkeld. Deze Risico Radar Ondermijning heeft als doel om in een regio of gebied opvallende activiteiten, die mogelijk te maken hebben met ondermijning, inzichtelijk te maken. In de middag lieten we tijdens een sessie zien hoe deze Radar tot stand is gekomen en hoe het werkt. Een uitgebreid webinar van onze Risico Radar Ondermijning is overigens hier te vinden.

Wij krijgen vaak de vraag wat het verschil is tussen een ‘radar’ en ‘sonar’ in context van ondermijnende criminaliteit en het detecteren van risicovolle gebieden. In deze blog wil ik dit verschil toelichten aan de hand van de kenmerken, het doel,  de toepassing en enkele voorbeelden. Ook zullen we daarbij aangeven hoe de verschillende vormen gebruikt worden en hoe de Radar en de Sonar complementair kunnen zijn.

Radar en Sonar

De Radar en Sonar zijn twee verschillende begrippen die in oorspronkelijke betekenis gebruik maken van een ‘echo’ om objecten of locaties te detecteren. Onze interpretatie van de Radar en de Sonar in context van ondermijnende criminaliteit is als volgt:

  • Een Radar detecteert opvallende signalen en fenomenen in een gebied (breedte), zonder diepgaand detailonderzoek te doen. Het heeft een signaleringsfunctie en zou aanleiding kunnen zijn voor een diepteonderzoek met hulp van een Sonar.
  • Een Sonar detecteert juist specifieke locaties, objecten en individuen (diepte). Dit gaat typisch gepaard met gesloten bronnen om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen. Een Sonar onderzoek kan aanleiding geven tot actie of interventie.

Het een en ander is in de onderstaande afbeelding uitgewerkt.

Verschil tussen Radar en Sonar

Figuur: Verschil tussen Radar en Sonar

De Radar nader toegelicht

De Radar is ontwikkeld met als doel om fenomenen inzichtelijk te maken en signalen af te geven in een regio, wijk of buurt. Het richt zich vooral op de breedte van het spectrum en kan volledig ontwikkeld worden met hulp van open bronnen en open data. Privacy aspecten spelen geen rol aangezien alles geaggregeerd wordt en de radar zonder gebruik te maken van persoonsgegevens tot stand komt.

Kenmerken

  • De Radar richt zich op het inzichtelijk maken van ondermijningsfenomenen, zoals criminogene branches, verdachte hoeveelheden van bepaalde type organisaties en opvallende gebieden.
  • De Radar maakt gebruik van open bronnen en open data (OSINT = Open Source Intelligence).
  • De Radar is per definitie binnen de grenzen van de AVG. Immers, er worden geen tot personen herleidbare gegevens gebruikt of getoond.

Doel

  • Het primaire doel van de Radar is het creëeren van awareness – bewustzijn –  en het geven van inzicht wat er speelt op gebied van ondermijning in uw regio.
  • De Radar geeft bovendien aanleiding om bepaalde gebieden nader te onderzoeken of meer toezicht te houden.
  • De Radar is een strategisch middel en helpt bij beleidsvorming om regiogerichte aanpak te organiseren.

Typische bronnen

De radar maakt gebruik van open bronnen en open data. Enkele gebruikte bronnen zijn:

  • CBS data
  • Kamer van Koophandel data
  • BAG data
  • Insolventie register

Voorbeelden

  • Oververtegenwoordiging van criminogene branches;
  • Extreme toename van een bepaalde branche (verhoudingsgewijs, ook in vergelijking met andere regio’s);
  • Het waterbed effect: interventies in een bepaald gebied zullen effect hebben in de regio (zowel geografisch, alsmede alternatieve branches – het is een bekend fenomeen dat georganiseerde criminaliteit van branche verschuift zodra daar de aandacht op gevestigd is.

Indicatoren

De indicatoren waar de Risico Radar Ondermijning op steunt zijn ontwikkeld met hulp van wetenschappelijk onderzoek door Bureau Beke en het RIEC Rotterdam. Bureau Beke heeft op basis van een literatuurstudie en expert-interviews  een lijst van 53 indicatoren ontwikkeld die gericht toegepast zijn om de opvallende locaties te kunnen detecteren.

Voorbeeld van een Radar: de Risico Radar Ondermijning

Het bovenstaande voorbeeld volgt uit onze Risico Radar Ondermijning en illustreert hoe een oververtegenwoordiging van een risicovolle branche gevisualiseerd wordt in gebieden van van 100×100 meter. Met hulp van de indicatoren kunnen we een heatmap weergeven waarin het zwaartepunt getoond wordt. Dit hoeft niet te betekenen dat het daar niet goed gaat, maar zou aanleiding kunnen zijn om daar nader onderzoek te doen.

De Sonar nader toegelicht

Waar de Radar vooral gericht is op een regionaal beeld en signaleringsfunctie is de Sonar het logische vervolg: de diepgang om te ontdekken of er werkelijk iets speelt en waar precies de verdachte activiteiten plaatsvinden. De Sonar wordt vooralsnog ontwikkeld met hulp van gesloten bronnen (verrijkt met open bronnen) om bij een object (locatie, pand of bedrijf) of subject (verdachte persoon) alle relevante gegevens inzichtelijk te krijgen om gerichte acties of interventies te plannen. Het is dan ook meer een tactische en operationele tool en uiteraard speelt de AVG hier een zeer prominente rol. Privacy by Design is dan ook een van de fundamenten van de Sonar.

Kenmerken van een Sonar

De Sonar is ontwikkeld om meer specifieke antwoorden te geven: dit speelt er op het subject (persoon) of object (bedrijf of  pand).

  • De focus van de Sonar is het geven van een diep en zo volledig mogelijk inzicht bij een locatie of persoon.
  • De gebruikte data is een combinatie van open data en gesloten data
  • De Sonar moet daarmee uitgebreid getoetst worden aan de AVG – een beoordeling van een Privacy Impact Assessment (PIA) is een standaard onderdeel van dit proces.

Doel van een Sonar

  • De Sonar is gemaakt voor gerichte analyses;
  • De Sonar is een meer tactisch en operationele oplossing om te helpen prioriteiten te stellen in waar de medewerkers hun handhavingsinspanning op moeten richten;
  • De Sonar helpt concrete interventies voor te bereiden door relevante bronnen te combineren en signalen en indicatoren te stapelen.

Voorbeelden van een Sonar

Indicatoren

De indicatoren die gebruikt worden bij de verschillende Sonars zijn sterk afhankelijk van de lenzen die ingezet worden. Zo gebruiken wij onder andere de indicatoren van de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit of wetenschappelijke bronnen die we konden vinden. Deze worden altijd aangevuld met ‘straatkennis’ van domeinexperts die de Sonar’s mee-ontwerpen tijdens een Design Sprint.

Voorbeeld van een Sonar: opsporen woon en adresfraude

Figuur: Voorbeeld van een Sonar – opsporen woon en adresfraude

Synergie tussen Radar en Sonar

Wij zijn overtuigd van de synergetische waarde bij het combineren van Radar en Sonar. De Radar toont de opvallende gebieden en bijvoorbeeld een oververtegenwoordiging van een bepaalde risico branche. De (geautoriseerde!) gebruikers van de Sonar kunnen vervolgens in dat gebied meer diepteonderzoek doen naar bedrijven binnen die branche en specifieke locaties nader bekijken. De terugkoppeling van die onderzoeken kunnen weer gebruikt worden om de Sonar en de Radar te voeden en met betere resultaten te komen. Dit samenspel van Radar naar Sonar en weer terug naar Radar zijn wij op dit moment aan het ontwikkelen. Zodra wij de eerste resultaten hebben, zullen wij dat met jullie delen. Mocht je zelf actief mee willen denken of gewoon op de hoogte willen blijven, neem dan contact met ons op of schrijf je in voor de nieuwsbrief.

Relevante links

Whitepapers

Nieuws

Blogs

Webinars

Praktijkcases

Productinformatie

Research

5 praktische handvatten om ‘algoritmekramp’ tegen te gaan

‘De gemeente Rotterdam stopt omstreden fraudeonderzoek met SyRi,’ kopte de Volkskrant op 4 juli jl. Een van de vele berichten de afgelopen tijd waarin het gebruik van data-analyse of erger ‘algoritmes’ negatief in het nieuws komt. Recent publiceerde de NOS nog een fraai artikel getiteld ‘Overheid gebruikt op grote schaal voorspellende algoritmes, ‘risico op discriminatie’. Ook hier ontstaat (in ieder geval door de kop) het beeld dat er sprake is van wildgroei en het ‘kwaad’ zich verder verspreidt zonder dat er grip op is. De begeleidende podcast van de journalisten geeft een genuanceerder beeld. We horen de journalist zelfs zeggen dat het begrijpelijk en goed is dat de overheid gebruik maakt van moderne technologie.

De discussie is terecht. Het gebruik van algoritmes kent risico’s. Maar het lijkt niet goed te lukken om het gesprek over algoritmes genuanceerd en goed geïnformeerd te voeren. Alleen al het woord algoritme zorgt voor een soort verkramping in de discussie en lijkt de gebruiker ervan in het beklaagdenbankje te zetten. Als bedrijf dat de overheid helpt om datagedreven te werken, waren we ons vanaf het begin bewust van de risico’s en ontwerpen en ontwikkelen we op een verantwoorde manier oplossingen. Niet omdat de publieke opinie daarom vraagt, maar omdat we een eigen moreel kompas hebben.

Omdat we vaker vragen krijgen over de ethische kanten van het gebruik van algoritmes hebben we een aantal handvatten op een rij gezet. Geen doorgrond essay, of concreet raamwerk, maar een aantal ervaringen uit onze praktijk. Omdat we open zijn over hoe wij omgaan met de risico’s van het gebruik van algoritmes.

1. Gebruik geen voorspellende algoritmes (als het niet nodig is)!

Ik geeft toe. Een beetje een dooddoener. Het begint natuurlijk bij de vraag: wat zijn voorspellende algoritmes? Ik ga er vanuit dat hiermee bedoeld wordt het begrip ‘predictive analytics’. Een methode waarmee veelal op basis van machine learning voorspellingen worden gedaan. Maar de wereld van data-analyse is breder dan alleen voorspellende algoritmes. Sterker nog: in onze praktijk zetten we predictive analytics vaak niet eens in. Zeker niet in onze oplossingen in het domein van toezicht & handhaving of veiligheid & openbare orde. Waarom niet? Omdat we geloven in ‘waardegestuurde’ ontwikkeling. Zie ook ons blog ‘Van datagestuurd naar waardegestuurd werken’. In het kort: zet het probleem en de gebruiker centraal en kijk van daaruit welke pijn het grootst is. Keer op keer blijkt dat de meeste waarde in eerste instantie wordt toegevoegd met een ‘beschrijvende analyse’. Niks voorspellingen op basis van machine learning dus, of in ieder geval niet vóór dat we weten waar de waarde zit, wat de feitelijke situatie is (beschrijvende analyse) en waar het probleem zit (diagnostisende analyse). Pas als aan die voorwaarden is voldaan kan er voorzichtig gekeken worden naar voorspellingen. Tot die tijd: gebruik geen voorspellende algoritmes!

Bron: Gartner

2. Wees transparant over data en modellen!

Zoals je in het artikel van de Volkskrant kunt lezen is een van de grootste obstakels bij SyRi dat voor de gebruiker niet duidelijk is op basis van welke datasets en indicatoren er een inzicht wordt verschaft. Omdat wij onze oplossingen ontwerpen vanuit gebruikersperspectief herkennen we hun behoefte om te weten op basis waarvan het systeem ergens een ‘rood puntje laat knipperen’. Zo zijn we voor de gemeente Zaanstad een data applicatie aan het ontwikkelen die de gemeente helpt bij het opsporen van o.a. woonfraude waarbij vanuit de applicatie inzichtelijk is welke datasets zijn gebruikt en op basis waarvan een indicatie wordt gegeven.

Screenshot prototype Ondermijning met beschrijving datasets en indicatoren

Screenshot prototype Ondermijning met beschrijving datasets en indicatoren

3. Gebruik indicatoren op basis van gedegen onderzoek!

Een veelgehoorde vrees is dat data-applicaties inzichten bieden die discrimineren. Data is immers niet objectief! Zeker bij het gebruik van ‘feedback loops’ zal een model leren op basis van ervaringen (data) uit het verleden en dat verleden bevestigen en versterken. Wat is dus een deugdelijk indicatie om bijvoorbeeld een pand te onderzoeken of daar iets mis is? Vaak vertalen we indicatoren van de (vak)mensen uit de praktijk naar het model maar proberen dat ook te onderbouwen door (wetenschappelijk) onderzoek. Zo hebben we met het RIEC Rotterdam een Risico Radar Ondermijning ontwikkeld waarbij Bureau Beke op basis van literatuuronderzoek en expert interviews een lijst van 52 indicatoren samengesteld die wij hebben gebruikt om zicht te krijgen op risico’s op ondermijning door bedrijven. In september organiseren we samen met het RIEC en Bureau Beke een webinar waarin we hier meer over vertellen. Zijn deze indicatoren daarmee allemaal 100% objectief? Nee, maar wel binnen de normen van de (gedrags-)wetenschap als significant bestempeld.

Jurriaan Souer (Shintō Labs) in actie met dr. Henk Ferwerda van Bureau Beke, onderzoeksbureau voor criminologische vraagstukken

4. Laat systemen niet beslissen, maar help de expert!

Er zijn (soms schrijnende) voorbeelden van Kafkaëske situaties waarbij de overheid besluiten neemt waar de mens geen grip meer op heeft. ‘Computer says no.’ De angst is dat voorspellende algoritmes besluiten nemen zonder dat er een mens aan te pas komt. Als ik dan roep dat zoiets nooit moet kunnen, dan zegt mijn collega Jurriaan relativerend tegen me: ‘Dus ook niet bij slimme vuilnisbakken die automatisch opdracht geven aan de vuilnisophaaldienst om geleegd te worden?’. Tja, daar natuurlijk wel. Maar in onze praktijk komt het zelden voor dat gebruikers één antwoord willen, laat staan een geautomatiseerd besluit. Ze willen een instrument dat ze helpt om op basis van hun eigen expertise makkelijker of sneller inzicht te krijgen dan nu het geval is. We kennen voorbeelden van beleidsambtenaren uit het veiligheidsdomein die na een melding soms anderhalve dag kwijt zijn om in 15 systemen te kijken om te bepalen of er iets aan de hand is. Het enige dat we doen is de data sneller aanleveren dan nu en deze zodanig visualiseren dat de expert kan besluiten om al dan niet tot actie over te gaan. We helpen dus bij het maken van een risico inschatting.

5. Realiseer je dat ‘bias’ in de mens zit en daarmee ook in de data

Tijdens onze Design Sprints, het startpunt van onze ontwikkeling, nemen we veel tijd om gebruikers te laten vertellen over het vraagstuk. We willen weten hoe ze daar nu mee omgaan, dus zonder data-analyse en algoritmes. Als wij met mensen uit de wereld van toezicht en handhaving praten en ze vragen waar risico op een overtreding is, dan kunnen ze zo een lijstje van risicoindicatoren oplepelen. Hoe ze daarbij komen? Ervaring. Als jij bij controles meerdere keren fraude aantreft bij een bepaald soort bedrijven dan word je als handhaver alerter en controleer je vaker bij dat soort bedrijven. Is dat terecht? Misschien wel, misschien niet. In iedere geval heel menselijk. Dataprojecten versterken niet de bias. Ze leggen die juist bloot.

Bron: https://dilbert.com/

Tot slot

Ik zat laatst het radioprogramma BNR Digitaal te luisteren toen ik Rudy van Belkom hoorde zeggen: ‘We hebben het altijd over ‘explainable AI’ maar hoe ‘explainable’ is menselijk gedrag eigenlijk?’ Een mooi inzicht wat mij betreft. Geen complexer neuraal netwerk dan het menselijk brein. Discriminatie is een product daarvan. Laten we ons dus met of zonder algoritmen daarvan bewust blijven. Waar het om gaat, is dat we de uitwassen tot een minimum beperken.

P.s. binnenkort zal onze Chief Data Scientist Eric een vervolg op dit blog schrijven hoe we in technische zin het risico op ‘bias’ proberen te minimaliseren. Wil je automatisch bericht ontvangen via email als dat blog verschijnt? Schrijf je dan hier in.

Relevante links

Credits top photo: Alexandra Gorn (via Unsplash.com)

 

Shintō Labs team groeit!

In mei is ons team uitgebreid met Remko Duursma en Martijn Heijstek. Remko gaat aan de slag als senior data scientist en trainer en Martijn doet onderzoek als onderdeel van zijn masterstudie Data Science aan de Universiteit van Amsterdam.

Remko Duursma

Na een carrière in de wetenschap, die hem in zowel de Verenigde Staten als Australië hebben gebracht, gaat Remko Duursma bij Shintō Labs aan de slag als data scientist. 

In zijn wetenschappelijke carrière heeft Remko onderzoek gedaan naar het functioneren van bossen, met name gericht op de effecten van klimaat en management. Remko heeft meer dan 60 wetenschappelijke publicaties geschreven over dit brede onderwerp (Google Scholar), waar hij meestal het voortouw nam bij het uitvoeren van de statistische analyse, het bouwen van voorspellende modellen en gegevensvisualisatie.

In veel projecten ontwikkelde hij datatools die door andere onderzoekers werden gebruikt. Op deze manier heeft Remko veel ervaring opgedaan met het schrijven van R-packages, vaak om complexe analyses toegankelijker te maken. In de periode 2012 – 2018 organiseerde hij een populaire R-cursussen aan de Western Sydney University, die veel belangstelling kreeg ook buiten de universiteit. Deze cursussen zijn nu ook beschikbaar via onze Academy

Foto: Remko Duursma

Martijn Heijstek

Martijn Heijstek heeft in 2017 zijn bachelor Artificial Intelligence behaald aan de Universiteit van Amsterdam. Als onderdeel van een studie-project rondom data-analyse en ondermijning kwam Martijn in aanraking met Shintō Labs. En dat smaakte naar meer! Martijn gaat als onderdeel van de afronding van zijn masterstudie Information Sciences onderzoek doen naar ‘dataclustering’. Een onderwerp dat directe relevantie heeft in de ontwikkeling van de applicatie voor Ondermijning die we samen met de gemeente Zaanstad aan het ontwikkelen zijn. Binnenkort zal Martijn een blog publiceren waarin hij zijn onderzoek nader zal toelichten.

Foto: Martijn Heijstek

 

Een crimineel samenwerkingsverband in 10 minuten

Ook dit jaar werd het VNG Realisatie congres georganiseerd in de Fabrique – een prachtige locatie, nabij Utrecht.  Het thema van het congres – pardon, Congrestival – was samen organiseren: DURF en vertrouwen. Een mooi moment om te kijken wat de ontwikkelingen zijn op het gebied van ondermijning. Daarnaast kregen wij de kans om onze aanpak en status op het gebied van datagedreven aanpak Ondermijning in Zaanstad te presenteren. Naast een aantal interessante contacten en netwerkmogelijkheden waren er ook verschillende demonstraties, waaronder de Wiet Container van netbeheerder Stedin – waar de foto hierboven genomen is.

Een crimineel samenwerkingsverband in 10 minuten

In de ochtend was ik bij een presentatie van Ben van der Hoeven, programmamanager Ondermijning bij de gemeente Utrecht. Het was een buitengewoon interessant en leuk verhaal. Hij begon zijn betoog met de constatering dat afgelopen decennia er heel veel onderzoek gedaan is naar de ‘kopstukken’ van criminele organisaties. De politie en FIOD concentreren zich met name op die kopstukken en daarmee worden grote kansen gemist. De hedendaagse criminele organisaties bestaan immers uit een aantal sleutelfiguren en een hele grote groep ZZP-ers die meewerken.

Ondermijning gaat door alle lagen heen van de maatschappij. Als voorbeeld wordt genoemd dat in tijden van crisis het voor makelaars aantrekkelijk kan zijn om open te staan voor ‘alternatieve inkomsten’. Ook de overheid is een van de grootste facilitators, aldus Ben. Meer specifiek gaat Ondermijning over

  • Sleutelpersonen
  • Sleutelplaatsen
  • Sleutelbranches

Als oefening werd met de groep een gedachte experiment gedaan. Om voor te stellen hoe het zou zijn om een criminele organisatie te zijn – een techniek die Bureau Beke ook hanteert. Vanuit de groep werd synthetische drugs gekozen als onderwerp. Ben trapte af met een vraag over de productie: ‘Wie van jullie kent een scheikundige die kan helpen bij de productie‘. Direct gingen er een paar handen omhoog. Oké, dat was snel geregeld. ‘Locatie? Iemand ideeën?’ Ideeën genoeg: er zijn voldoende lege panden. Kwestie van kiezen. ‘Productie: welke grondstoffen hebben we nodig?’ Ben lijkt een kenner: voor productie heb je veel specifieke grondstoffen (‘zuren’) nodig, die toevalligerwijs ook gebruikt worden door autowasstraten voor het schoonmaken van velgen. Andere grondstoffen moeten we bijvoorbeeld uit China importeren. ‘Heeft iemand contacten in de logistiek?‘ Ja hoor. Ook geen probleem. Binnen 10 minuten hebben we een fantastisch criminele samenwerkingsverband bedacht en ontworpen. Van productie tot en met de logistiek. ‘Maar wat gaan we doen met het geld?’ Tja. Witwassen dan maar?

Ondermijning aanpakken in 4 stappen

Een vraag is die Ben aan de groep vroeg was: is ondermijning wel een wettelijke taak van de gemeente? Het antwoord is natuurlijk: ja! Maar niet in directe zin.

  • Algemene Verantwoordelijkheid: Voorkomen dat het vertrouwen in een veilige en integere samenleving wordt ondermijnd
  • Specifieke verantwoordelijkheid: Voorkomen dat (lokale) wet- en regelgeving wordt misbruikt.

Georganiseerde ondermijnende criminaliteit is overal. De uitdaging is hoe we een weerbare overheid kunnen creëren. Een nauwe samenwerking met het RIEC is daarbij cruciaal. Daarbij heeft Utrecht een model in 4 stappen gedefinieerd:

  • Stap 1: Weet wat er buiten speelt en waar binnen kansen zijn.  (mogelijke middelen ter ondersteuning vanuit het RIEC zijn: Ondermijningsbeelden, een Quickscan gemeente, en de IVP beleidsplannen)
  • Stap 2: Creëer bewustwording en eigenaarschap
  • Stap 3: Maak een meerjarig actieplan / programmaplan
  • Stap 4: Plan Do Check en Act! 

Quickscan voor uw gemeente

Ter verduidelijking werd een Quickscan toegelicht. De Quickscan biedt inzicht in hoe uw gemeente voorbereid is om Ondermijning tegen te gaan. Dit doen ze in Utrecht langs de volgende dimensies:

 

1. Bewustwording & Organisatie

Zorg voor een goede bewustwording binnen de organisatie en beleg de verantwoordelijkheid:

  1. Is er eigenaarschap in MT? Uit de groep bleek dat dit typisch bij de Directeur Veiligheid ligt.
  2. Verzorg awareness trainingen binnen alle lagen van de organisatie.
  3. Bewustwording creëren bij Raad, College en MT.

2. Informatiepositie

Versterk de informatiepositie om slagvaardiger tewerk te gaan. Daarbij moet veiligheid en privacy niet uit het oog verloren worden:

  1. Meldpunt (signalen van overtreding van lokale wet en regelgeving en handelingsperspectief voor Onderbuikgevoel)
  2. Signalen overleg (intern + politie / RIEC)
  3. Informatiebeveiliging
  4. Informatie ontsluiten (VIK) en ontwikkelen naar Intelligence.
  5. Van reactief werken naar proactief detecteren en barrières omhoog.

3. Beleid & Handhaving:

Zorg ervoor dat er een duidelijk beleid is en zorg voor integrale interventies. Gebruik daarbij een informatiegestuurde of datagedreven aanpak.

  1. BIBOB (verbreden van beleidslijn BIBOB bv Huisvestingswet en Vastgoedtransacties).
  2. Beleid op orde
  3. Informatie gestuurde handhaving – ontsluiten van straatkennis. De mensen op straat hebben goud aan kennis. Centrale vraag is hoe je die straatkennis op een nette en juridisch passende manier vast kan leggen.
  4. Participeren in integrale acties

4. Integere & Veilige werkomgeving

Creëer een integere en veilige werkomgeving waarbij de ambtenaar van vandaag en morgen goed kan werken.

  1. Ambtenaar 3.0. Dit vraagt om een andere type ambtenaar
  2. Integriteit op orde
  3. Dilemmatafel (bij dilemma middels morele oordeelsvorming komen tot juiste beslissing)
  4. VPT op orde
  5. VOG/ Screening
  6. Kwetsbare processen en functies in beeld.

5. Communicatie

Communiceer goed wat er gaande is. Zowel intern als extern.

  1. Intern: wat is ondermijning en wat doen we er aan als gemeente?
  2. Communicatie als instrument gebruiken
  3. Extern communiceren over acties – maak het onzichtbare zichtbaar
  4. Extern in gesprek gaan met met wijken / buurten – meldingsbereidheid vergroten.

Actieplan gemeente Utrecht

De gemeente Utrecht heeft vervolgens een actieplan gedefinieerd om Ondermijning te ondermijnen. Daarbij richten ze zich op de volgende onderdelen:

  • Het verstoren criminele ondernemingsklimaat.
  • Het versterken van bestuurlijke weerbaarheid. ‘De ambtenaar’ wordt daarbij nog wel eens vergeten
  • Het vergroten maatschappelijke weerbaarheid: allianties met andere partners, met ondernemers, met brancheverenigingen zoals Horeca Nederland maar ook BOVAG.
  • Vergroten sociale weerbaarheid
  • Versterken Intelligence positie

Als voorbeeld werd Tilburg genoemd waarbij 80 autoverhuurbedrijven bij elkaar zaten. Daar hebben ze een actie op ondernomen. Daarbij hebben ze ondernemers geholpen met ‘alle auto’s registreren in het ANP’ en bij controles van de auto’s;  als er niet iemand in rijdt die op het huurcontract staat, wordt de auto teruggebracht naar de huurorganisatie. Daarmee wordt het anders benaderd en meer als service aan bonafide bedrijven geboden die geholpen worden. Malafide bedrijven vinden die registratie uiteraard minder fijn.

De Piramide naar fitte gemeente

Geïnspireerd door de piramide van Maslow hebben ze een piramide voor een fitte gemeente opgesteld. Wellicht is een vergelijking met de Capabilitiy Maturity Model (CMM) beter toepasbaar maar in essentie wordt hier bedoeld dat je als gemeente op verschillende niveau’s kunt opereren in context van ondermijning

 

  • Niveau 5: Regisseur. Op het hoogste niveau heeft de gemeente de rol van regisseur. Hierbij heeft de gemeente een zeer proactieve houding en schakelt met alle ketenpartners om
  • Niveau 4: Integraal. Het integrale niveau is een proactieve houding waarbij ook politie, RIEC en OM een rol spelen alsmede andere belanghebbende organisaties zoals woningcorporaties, netleveranciers en brancheorganisaties.
  • Niveau 3: Actie – plannen uitvoeren. Op dit niveau zijn er uitvoerbare plannen die uitgevoerd kunnen worden. Hierbij is het idee dat er plannen gemaakt worden en meer proactief gehandeld wordt.
  • Niveau 2: Infrastructuur – organisatie. Het opzetten van een organisatie en benodigde infrastructuur om beter te kunnen anticiperen zodra er iets gaande is.
  • Niveau 1: Acute hulp (EHBO). Op dit niveau heeft de gemeente een zuiver reactieve houding waarbij ad-hoc wordt gehandeld zodra er wat mis gaat.

Een groeimodel. De vraag is ook: waar je wil je staan als gemeente?

Versterken Intelligence Positie

Met intelligence wordt bijvoorbeeld geanalyseerd op basis van meetpunten in het afvalwater waar drugs wordt geproduceerd. Dat wordt vervolgens vertaald naar wijken, bevolkingsgroepen en andere statistieken. De vraag die ze nog niet kunnen beantwoorden is hoe zich dat vertaalt naar voorspelling: waar moeten ze straks gaan controleren?

“We hebben nog geen Google” is zijn constatering. Een integrale zoekmachine om te zien wie, wat, waar en in welk systeem zit. Als voorbeeld hoe het wel kan is de Privacy Impact Assessment (PIA) vanuit het VIK die op basis van de BIBOB wet informatie-uitwisseling mogelijk maakt.

Karin Akkers – gemeente Den Bosch – had het ook over Intelligence en maakt vooral een onderscheid tussen Informatie en Intelligence: Informatie: casus specifieke data. Intelligence: correlaties op geaggregeerd niveau

Vanuit het JADS wordt gewerkt aan een Open Source Ondermijning Database, wat een prikkelende gedachte is en wellicht goed gebruikt kan worden bij ons traject met het RIEC Rotterdam en Bureau Beke rondom de Risico Radar Ondermijning. De ervaringen in Den Bosch tot nog toe zijn zeker interessant. De belangrijkste lessen op een rij:

  • Oplossing rondom ondermijning vragen om integrale aanpak
  • Creëer gezamenlijk perspectief én taal op de vraagarticulatie
  • Bepaal vooraf in op te zetten samenwerking ‘hoe’ om te gaan met:
    • Diversiteit aan belangen
    • Aanbestedingsrecht
    • IP en gebruiksrecht
    • Eigendom van publieke domein verzamelde data
    • Privacy en ethiek
  • Publiek-privaat samenwerken rondom innovatie vraag om gezamenlijke investering (vooral in O&O) en flexibel proces.

Relevante links

Whitepapers

Nieuws

Blogs

Webinars

Praktijkcases

Productinformatie

Research

32 Design Sprint Tips na 2 jaar ervaring in de praktijk

De afgelopen jaren hebben we meerdere prachtige Design Sprints mogen doen zoals bij de gemeente Ede en Hilversum (Sociaal Domein), Eindhoven (Ruimtelijk en Veiligheidsdomein), en ook landelijke overheden zoals de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en de Nationale Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA). Steeds vaker krijgen wij de vraag hoe organisaties zelf een Design Sprint kunnen uitvoeren. Met die gedachte zijn we gestart met de Shintō Labs Academy om kennis overdracht te organiseren. Daarnaast deel ik ook graag mijn ervaringen voor potentiële Sprint Masters ter lering en vermaak, voor organisaties die interesse hebben in het Design Sprint Proces en een kijkje onder de motorkap willen. Zie het als mijn check list voordat ik aan een nieuwe Design Sprint begin.


1. Always Be Capturing: leg alles vast

Een basisprincipe dat mij vaak heeft geholpen: alles vastleggen dat besproken wordt. Niet letterlijk ieder woord, maar alle relevante opmerkingen, conclusies, aandachtspunten, noem maar op. Bij aanvang van de Design Sprint is zelden bekend wat de relevante vraagstukken zijn. Een ogenschijnlijk onbenullige opmerking blijkt op dag 2 ineens zeer relevant te zijn.  Door het systematisch en structureel vast te leggen kan je altijd terug grijpen naar wat er eerder besproken is. Vaak helpt het alleen al voor het ontleden van specifieke begrippen zoals ‘Woonoverlast’ of ‘Ondermijning’.

Woonoverlast (Design Sprint in Eindhoven)

2. Volg het proces

Het Design Sprint proces zit goed in elkaar en dat geeft houvast. In het begin las ik voor aanvang van de dag nog even mijn aantekeningen door, maar inmiddels heb ik leren vertrouwen op het proces en weet ik dat zolang ik mij aan het proces hou, het resultaat er gaat komen. Uiteraard is er enige flexibiliteit in het te volgen tijdschema, maar qua processtappen vormt dit onze basis voor succes.

Shintō Labs Design Sprint proces

3. Zorg voor de juiste middelen

Het klinkt haast te eenvoudig voor woorden, maar is het meer dan de moeite waard om te investeren in de juiste middelen. Vooral voor het maken van de Solution Sketches adviseer ik de ‘bredere’ Post-its, 76x127mm. Daarvan passen er perfect drie op één A-4 vel papier; zijn groot genoeg om schetsen op te maken zien er representatief uit bij het uithangen (art-gallery). Zorg ook voor ‘powerdots’ van het ideale formaat: 12mm voor ‘heat maps’ en een tandje groter voor het stemwerk. Supertip: kijk goed naar het formaat als je iets op internet besteld: ik zit nu nog met een grote hoeveelheid microstickertjes…

Shintō Labs Moderator Koffer

4. In de meeste gevallen geldt dat als het prototype niet voldeed, de challenge onvoldoende helder was

The Big Challenge. Het klinkt zo mooi. Maar vaak genoeg komen wij bij organisaties die graag willen sprinten met daarbij de opmerking dat het onderwerp eigenlijk niet zoveel uit maakt. Hoewel het Shintō Labs Design Sprint proces zich leent voor het toepassen op vele onderwerpen is onze ervaring dat als de Design Sprint niet wordt toegepast op een echte Challenge (het liefst waar iemand buikpijn van heeft of ’s nachts ervan wakker ligt), de ervaring achteraf tweeledig is: het proces zélf word als zeer positief ervaren (gemiddeld soms met een ‘9’ beoordeeld), maar het resultaat uitgedrukt in ‘waarde van het protoptype’ zeer beperkt. Als we doorvragen blijkt vaak dat er ook niet echt een probleem was, maar dat men vooral wilde leren van het Shintō Labs Design Sprint proces. Dan zou je kunnen concluderen dat het traject dus succesvol was, maar ik beschouw het zelf eerlijk gezegd als onvoldoende als er geen basis ligt voor een vervolg. Kortom: zorg dat je van tevoren de Big Challenge goed helder hebt.

Voorbeeld van een heldere Big Challenge

5. Een goede challenge heeft een verticale en horizontale as

Eén van de methodes die wij hanteren om de Big Challenge te definiëren is onze Challenge Fix. Hierin gaan we met de organisatie volgens een vaste aanpak werken aan een definitie van de challenge. Daarbij hanteren we twee dimensies:

  • Verticaal: is het probleem te herleiden naar een hoger doel (het ‘waarom‘, de maatschappelijke waarde) en is het tegelijkertijd te operationaliseren naar één of meerdere hypotheses en mogelijke databronnen (het ‘hoe‘).
  • Horizontaal: welke waarde of Output (het ‘wat‘) gaat het bovendien opleveren voor welke actor/gebruiker (‘wie‘).

Feitelijk beantwoorden we hiermee de wie, wat, waarom en hoe in een samenhangend geheel. In de praktijk lijkt de horizontale as het lastigst te definiëren.

Challenge Fix: horizontaal en verticaal bij de Milieu Navigator

6. Hanteer de ‘No devices’-regel

De Design Sprint – eigenlijk net als iedere belangrijke meeting – wordt vele malen effectiever als iedereen de devices weglegt. Ik hoorde van iemand over een ‘vakantiedoos’ om de devices een paar dagen ‘vakantie te geven’. Persoonlijk ben ik niet zo van dat soort constructen, maar ik vind het wel een teken van respect naar elkaar en naar de opdrachtgever om dit proces met volle aandacht te doorlopen. De enige uitzondering hierop is de Data Scientist: alles wat hij kan doen vóór dag 4 is pure winst en zal een positieve uitwerking hebben op het prototype en het uiteindelijke resultaat.

7. Voor aanvang: vraag commitment van het team

Veel deelnemers zijn zich onvoldoende bewust van wat het is – zo’n Design Sprint. Feitelijk krijgen ze een unieke kans om iets compleet nieuws te ontwerpen, ontwikkelen en toetsen voor een als het goed is voor hun bekend en groot probleem (zie punt 4: ‘Big Challenge’). In alle eerlijkheid heb ik nog niet meegemaakt dat iemand niet enthousiast was – achteraf. Het probleem is echter dat velen aan tafel zitten omdat ze ‘moeten’ en ze gevraagd zijn om op maandag ochtend om 09:00 in lokaal te zijn maar geen idee hebben waarom. Dan helpt het om ze zowel uit te leggen wat het is wat we gaan doen, maar ook ze expliciet commitment te vragen dat ze alles in het werk gaan zetten om er een succes van te maken. Een simpele vraag met een simpel knikje als antwoord volstaat. Daarmee geven ze zichzelf over aan het proces en gaan ze in de succes stand.

8. Wees bewust van dat niet iedereen hetzelfde probleem ziet

Dat klinkt haast als een open deur. Ik had het ook kunnen formuleren: dat niet iedereen het probleem hetzelfde ziet. Een kleine nuance, maar beide statements zijn waar. Waar ik op doel is dat iedereen vanuit zijn of haar perspectief aan tafel zit en er verschillend naar kijkt. Dat is een ‘double edged sword’ zoals ze dat zo mooi zeggen: dat haalt het uiterste van zo’n multi-disciplinair team naar boven, maar zorgt ook voor onduidelijkheid, ruis, soms tegenstrijdige argumenten en belangen (lang leve de beslisser!).

9. Leg het proces van de Design Sprint goed uit

Dit is iets waar ik zelf zelden in slaag: het uitleggen van wat de Design Sprint proces precies is. Ik heb m’n slide deck en m’n verhaal en voor aanvang krijg ik de juiste boodschap, het beoogde resultaat, de weg er naartoe en ook de juiste vibe wel overgedragen. Het blijkt echter vele malen moeilijker te zijn om aan de deelnemers van de Design Sprint uit te leggen wat het is dat zij mogen en gaan doen. Na afloop is werkelijk iedereen enthousiast en krijg ik vaak te horen dat ze het mooi hadden gevonden als ze van tevoren wisten dat ze dit gingen doen…  tja, tips zijn welkom…

10. Manage verwachting over het ‘gevalideerd prototype’

Het prototype is sterk afhankelijk van de kwaliteit van de data en van externe validatie. Het prototype is m.a.w. nog niet informatief zonder externe validatie van de inspecteurs” – aldus een van de opmerkingen die wij als feedback krijgen tijdens de evaluatie. Al gedurende het proces werd duidelijk dat er verwarring was over wat een ‘gevalideerd prototype’ precies betekende. Nu is de uitkomst van het prototype ook lastig van vooraf te voorspellen, neemt niet weg dat er wel duidelijkheid moet ontstaan over wat het prototype precies is. In ons geval ontwikkelt de Data Scientist vaak het (data)model, maakt keuzes in de algoritmes en ontwikkelt het datagedreven prototype – waar mogelijk in samenwerking met de data scientists van de organisatie. Feit blijft wel dat je maar één dag de tijd hebt om het prototype te ontwikkelen en dat zal nooit alle antwoorden geven, maar wel de basis vormen om de belangrijkste sprintvragen te kunnen beantwoorden.

11. Vraag ’toestemming’ aan het begin

Als Sprint Master is het bij de introductie van de Design Sprint op dag 1 absoluut aan te raden om ’toestemming’ te vragen. Een klein gebaar en vraagt weinig inspanning, maar door expliciet akkoord te krijgen van alle deelnemers accepteren ze later in het proces dat je op sommige momenten zaken ‘parkeert’, met zachte hand vooruithelpt of rücksichtslos een handrem-bochtje neemt om het proces bij te sturen. Simpel, maar zeer effectief.

12. Zorg voor lichte versnaperingen en voldoende koffiebreaks

Behoeft weinig toelichting. Maar voor deelnemers van de Design Sprint is het hard werken. Zorg voor wat lichte versnaperingen en voldoende koffiebreaks om bij te tanken en sommige onderwerpen even te laten bezinken. Bovendien merken wij dat veel deelnemers aan een Design Sprint zelden met elkaar samenwerken in het dagelijks leven. Kortom: alleen al het samen koffiedrinken is een verbindende factor en een waardevol resultaat van de Design Sprint.

13. Skip de Crazy 8’s. Niemand wordt daar gelukkig van.

De originele Design Sprint methode van Google Ventures heeft een tekenoefening genaamd de ‘Crazy 8’. Hierin moeten de deelnemers in hele korte tijd onder hoge druk creatieve alternatieven verzinnen op een zelf gekozen ontwerp. Op het moment dat die oefening voorgeschreven wordt (typisch dag 2, na de lunch) is de creativiteit al bijna op en daarna moet eigenlijk nog de belangrijkste schets gemaakt worden: de Solution Sketch. Onze tip: schrap de Crazy 8’s. Wij noemen het niet eens meer. Sorry Melvin, Jan-Willem, jullie moesten deze oefening nog wel doen…

Crazy 8’s: uit de Milieu Navigator

14. Het ideale Design Sprint Team

Het ideale Design Sprint Team is een multi-disciplinair team van circa 5 tot 7 personen.

  • 1 Beslisser: hakt knopen door, heeft groot belang bij goede oplossing
  • 1 à 2 Domein Experts: leveren inhoudelijk expertise
  • 1 Functioneel beheer: kennis van en vertaling naar bestaande systemen
  • 1 à 2 Databeheer / -scientist: kennis (en leveren!) van beschikbare data
  • 1 à 2 Eindgebruikers/mensen in het veld: deze moeten met het prototype uiteindelijk werken en moeten hun stempel drukken op het ontwerp om de acceptatie zo makkelijk mogelijk te maken.

In essentie draait het dus om een team uit lijnorganisatie die zelf het prototype gaan ontwerpen. Daar zit deels de kracht van de Design Sprint.

15. Zorg voor een goede beslisser

Bij de Design Sprint is er een belangrijke rol in het ontwerpteam: de Beslisser. Vaak is dit iemand uit de lijnorganisatie en verantwoordelijk voor het gekozen onderwerp. Bij voorkeur iemand die de pijn ‘voelt’ en er wakker van ligt en bovendien iemand die het mandaat heeft om vervolgens door te pakken als er wat moois uit de Design Sprint komt. Ik ken voorbeelden van prachtige resultaten, maar waar het management uiteindelijk anders besloot.

16. Onderscheid tussen hoofd- en bijzaken niet altijd evident

Het onderscheid tussen hoofd- en bijzaken is niet altijd evident bij het begin van een Design Sprint (handig gebruik maken van tip #1: Always Be Capturing): gedurende het proces komen soms onderwerpen naar voren die niet te ‘parkeren’ zijn (tip #24). Dan is het raadzaam om het onderwerp te verkennen in een afgebakende tijdseenheid (bijvoorbeeld een half uurtje). Als het te herleiden is naar de Long Term Goal en de Sprint Vragen dan zou het zomaar eens een belangrijk onderwerp kunnen zijn terwijl het eerder als een bijzaak leek. Het onderstaande voorbeeld kwam naar voren in de Design Sprint op het onderwerp van Illegaal Kamerverhuur, waaruit bleek dat de Status van een Pand een cruciaal onderwerp bleek te zijn waar alle businesslogica voor de Data Scientist aan opgehangen kon worden.

Status van een pand: uit Design Sprint Illegaal Kamerverhuur

17. De schetsen hoeven geen kunstwerken te zijn

Op dag 2 is er het onderdeel waarbij de Solution Sketches gemaakt moeten worden: een soort mini storyboard bestaande uit 3 stickers met daarin een stukje van de oplossing voor het vraagstuk. Veel deelnemers vinden dit een lastig onderdeel en zien ertegenop om met pen en papier aan de slag te gaan. Een groot deel komt dit omdat er kennelijk een verwachting is dat er een prachtig kunstwerk uit moet komen. Dit is allerminst het geval. Het doel van dit onderdeel is het verzamelen van ideeën en iedereen de kans te geven dat tot uitdrukking te brengen. Keep it simple: maak korte maar duidelijke schetsen en geef een heldere toelichting aan de zijkant. Als het te complex wordt is het raadzaam om op te splitsen in 2 losse schetsen.

Schets uit de Design Sprint met ILT

18. Kiezen met stickers ‘niet meest inspirerend, wel meest effectief’

De feedback van het NVWA: ‘Kiezen met Stickers is niet het meest inspirerend, wel het meest effectief’. En dat is ook onze ervaring. Gebruik dit mechanisme om knopen door te hakken waar nodig. Ook ad hoc: zo hebben wij een keer een naam voor een product moeten verzinnen bij een project. We lieten iedereen eerst een paar minuten zelfstandig brainstormen, vervolgens hebben we alles opgeschreven en via het stem mechanisme de knoop doorgehakt. In 5 minuten waren we eruit. Zo snel kan het soms gaan. Maak daar gebruik van.

Kiezen met Stickers bij de NVWA

19. Het samen werken aan een gezamenlijk doel heeft al enorme waarde

Een veel gehoord compliment over het proces:  “Gezamenlijkheid“, “Goed voor de onderlinge relatie; je kweekt zo begrip voor elkaar(s rol)”. In lijn met de koffiebreaks tip eerder: zorg voor voldoende ruimte dat de team leden met elkaar in contact kunnen komen en met elkaar kunnen overleggen. Dit is een onderdeel dat niet onderschat moet worden en wat best benadrukt mag worden vooraf en achteraf.

20. Ask why, why, why, why, why?

Geleend uit het Root Cause Analyses model: vraag 5 x ‘waarom’ om een goed begrip te krijgen over een onderwerp. Voorbeeld:

  1. “Ondermijning is een groot probleem!”   – why ?
  2. “Nou, omdat het een verweving is van bovenwereld en onderwereld en dús een grote impact heeft op de maatschappij” – ehm, why?
  3. “Ondermijning omvat o.a. georganiseerde drugshandel en dat zorgt voor veel overlast en kost ons veel geld” – why?
  4. “Nou, de drugshandel gaat o.a. gepaard met uitbuiting van mensen, chemisch afval dumping op straat en in de natuur en daar worden wij niet veel beter van, bovendien moeten we veel mensen inzetten op controle, toezicht en handhaving (en opruiming)” – ….why?
  5. “Omdat we onvoldoende capaciteit hebben om preventief te werk te gaan en onvoldoende kunnen prioriteren waar we onze middelen op inzetten:”.

Ah. Maar dat is een probleem waar we mee aan de slag kunnen!

21. Samenvatten, samenvatten, samenvatten

Een algemene tip die helpt de focus te houden gedurende de Design Sprint. De Design Sprint is een traject dat vlot loopt en waarbij weinig tijd is voor reflectie. Het is de taak van de Sprint Master om gedurende het proces iedereen mee te nemen. De handigste methode om dat te doen is consequent blijven samenvatten. Samenvatten wat gezegd is, wat we gedaan hebben en wat er gaat komen (en waar we naartoe gaan). Vaak ontstaat er een muur van post-its en aantekeningen, maar is het proces helder genoeg om aan het eind van dag 1 te kunnen zeggen: “We begonnen met de Big Challenge ‘C’, toen hebben we de stip op de horizon ‘S’ bepaald en de Sprint Vragen Sv1 t/m Sv2, daarmee hebben we vervolgens de Map gemaakt en experts erbij gehaald om te toetsen of we op de goede route zitten. Tot slot hebben we een focus point gekozen van waar we morgen verder vertrekken!” 

22. ‘Lastige’ collega’s helpen discussies scherp te krijgen

Bij de Intake wordt vaak gesuggereerd dat de ‘lastige’ collega vast niet in het Sprint Team moet zitten. Wij zijn van mening dat die persoon juist kan helpen. Afhankelijk natuurlijk van hoe lastig de betreffende persoon is, moet in onderling overleg bepaald worden op welk moment hij of zij het beste een bijdrage kan leveren. Soms is dat in het ontwerpteam, maar soms als expert op dag 1 of dag 5. Vaak helpen de lastige collega’s om de dingen te zeggen die anderen ook al dachten of kan ontwikkelingen noemen die ook al lopen in de organisatie die hierop lijken. Dit soort kennis helpt het ontwerpteam om de discussies scherper te krijgen en een helder doel te formuleren.

23.  Laat de gesprekken soms lopen

In mijn koffer zit een klok. Een timer timer om precies te zijn. Die is bedoeld om gesprekken binnen een gegeven tijd af te kunnen ronden en geeft een ‘sense of urgency‘. De ervaring leert echter dat het soms handig is om gesprekken even te laten lopen en niet al te strikt met de precieze tijden om te gaan. Het vraagt enige ervaring om aan te voelen hoeveel tijd een bepaald onderwerp nodig heeft en of je wat kunt uitlopen met onderdeel ‘A’ om vervolgens bij onderdeel ‘B’ wat in kan halen, maar neem soms wat tijd.

24. Indien nodig: ‘parkeer’ opmerkingen en onderwerpen

Maak een parkeerlijst gedurende de Design Sprint. De parkeerlijst is bedoeld voor onderwerpen die je op dat moment niet kan (of wil) behandelen maar ook niet wil verliezen. Het kan ook een methode zijn om ingewikkelde onderwerpen letterlijk even te parkeren en op een later moment weer op te pakken (zie tip #16). Soms is het parkeren ook een manier om iets permanent te parkeren – en dat is oké. In de Design Sprint streven we niet naar volledigheid maar naar maximaal leer-rendement en om te kijken hoever we kunnen komen in 5 dagen.

25. Samen schetsen is relatief makkelijk – samen ‘Data Science’ beoefenen relatief moeilijk

Ons Design Sprint proces is opgezet om in 5 dagen van een idee naar een gevalideerd prototype te komen. Op dag 2 en 3 maken we onderscheid tussen de creatieve designs (wat moet het prototype doen? wat levert het op? hoe moet het er uit zien? wat gaan we gebruiken? wie zijn de gebruikers?) en  de data science (welke bronnen? hoe ziet de data er uit? wat is de kwaliteit van de data? welke analyses kunnen we doen? welke algoritmes gaan we gebruiken?). De ervaring leert dat het gezamenlijk bespreken van schetsen en ontwerpen in het creatieve gedeelte eenvoudiger is dan het gezamenlijk Data Science te beoefenen. Dat is inherent aan het vakgebied en is lastiger te organiseren. Voorbeeld: bij de creatieve methode kan er met stikkers een consensus gevormd worden van welke schetsen de meest belovend zijn. Voor data science weet je pas wat werkt als je de (eerste) resultaten hebt. In onze ervaring lijkt het meest effect te hebben om vooraf, tijdens en na afloop te bespreken welke data science keuzes gemaakt worden/zijn en gezamenlijk te evalueren. Tijdens de Solution Rush is er meer ruimte voor gezamenlijk optrekken en analyses te doen.

26. Vijf dagen direct achter elkaar is te krap voor een uitgewerkt prototype

Wij hebben de Design Sprint een enkele keer ook letterlijk in 5 dagen achter elkaar gedaan. In onze ervaring is dat te krap. Het vraagt nogal wat van de deelnemers om (3 van de) 5 dagen hun agenda leeg te gooien en gedurende die dagen naast het analyseren, bedenken en ontwerpen ook de data te verzamelen, op te schonen, te analyseren en te verwerken in een prototype. In het ideale geval wordt een Design Sprint in 2 weken uitgevoerd met wat ademruimte tussen de dagen. De eerste 3 dagen hebben we het liefst wel vlot achter elkaar (bijvoorbeeld: maandag, woensdag, donderdag) en dag 4 en 5 kunnen dan verspreid over de tweede week gepland worden. Daarmee heeft het Design Sprint team en de Data Scientist de ruimte om het probleem met de data om te zetten in het prototype.

27. Privacy By Design

In het vakgebied waarin wij zitten is Privacy een zeer belangrijk onderwerp wat wij ook bijzonder serieus nemen. Afhankelijk van het onderwerp betrekken we de Privacy Officer al gedurende de Design Sprint. Wat we in ieder geval altijd doen is het vaststellen van welke data er persoonsgegevens gebruikt moeten worden (vaak volstaat het om gepseudonimiseerde data te krijgen – daarmee heeft het prototype geen persoonsgegevens in gebruik) en of er daarmee een Privacy Impact Assessment (PIA) gedaan moet worden bij een vervolg. Verder is het zo dat voor het prototype ook een ‘sample’ data volstaat. We hoeven niet alle data direct beschikbaar te hebben om het onderzoek te kunnen doen. Aan het eind van de Design Sprint heb je dan inzichtelijk

  • welke databronnen er gebruikt kunnen worden;
  • of er persoonsgegevens nodig zijn en of er daar een wettelijke grondslag / doelbinding voor is (voorzet voor PIA);
  • in welke vorm (gepseudonimiseerd, anoniem); en
  • wat de te verwachten waarde is voor het oplossen van het probleem

Daarmee kan daarna een onderbouwt gesprek gevoerd worden en bepaald worden of en in welke vorm het vervolg vormgegeven gaat worden.

28. Maak het team bewust van dat ze de kans krijgen om iets unieks te ontwerpen

Dit is iets wat veel deelnemers aan een Design Sprint onvoldoende beseffen: ze hebben een prachtige kans om iets unieks te ontwerpen voor een probleem dat – als het goed is (zie tip #4) – zij ook als een echt probleem ervaren.  Op het momént dat dat kwartje valt zie je iedereen actief z’n best doen om zijn of haar beste ideeën te pitchen met de ambitie om het beste prototype in de gegeven tijd te ontwerpen.

29. Validatie: Positieve punten, Verbeterpunten en vragen

Bij de validatie (zowel interne validatie als externe validatie) zijn wij erachter gekomen dat vrijwel alle feedback samen te vatten is in de drie categorieën:

  • Positieve punten: wat vonden ze goed/mooi/handig/etc aan het prototype
  • Verbeterpunten: wat vonden ze minder goed, of wat ontbrak, of wat zou gewoon beter kunnen
  • Vragen: vaak zijn er ook een hoop vragen. Soms over de data en soms over de werking van het prototype en hoe het gebruikt kan worden.

Met deze driedeling kan je een mooi overzicht maken van wat er uit de validatieronde gekomen is om er patronen in te ontdekken.

30. Sprint vragen: expliciet beantwoorden (of niet)

Na afloop van de validatie proberen wij altijd expliciet de Sprint Vragen te beantwoorden die op dag 1 gesteld zijn. In het mooiste geval zijn alle Sprint Vragen zowel beantwoord als positief. Vaker is het zo dat niet alle Sprint Vragen beantwoord zijn en worden er gezamenlijk vervolgacties gepland. Ook hier geldt dat de Design Sprint niet naar volledigheid streeft maar zoveel mogelijk en zo goed mogelijk probeert te beantwoorden in de gegeven tijd om maximaal te leren en het vervolg te kunnen bepalen. Het is daarmee van belang om op dag 1 de Sprint Vragen ook goed te prioriteren.

31. Maak de waarde inzichtelijk van het ontworpen prototype

Aan het eind van de week maken wij naast een inhoudelijke validatie ook zo goed als mogelijk de ‘waarde’ inzichtelijk. Hiervoor gebruiken lenen wij methode uit de Value Proposition Design om het probleem inzichtelijk te maken en onderdeel van de oplossing te plotten op de probleemstelling. Vervolgens maken we per onderdeel een ruwe inschatting met de organisatie om te bepalen wat de beoogde waarde is van de oplossing (bijvoorbeeld uitgedrukt in efficiëntie, of terugdringen aantal oneigenlijke uitkeringen). Het maatschappelijke karakter van de publieke sector maakt het soms lastig om de waarde te kwantificeren in uren of euro’s, maar dat maakt het niet minder noodzakelijk om gezamenlijk de maatschappelijke waarde van de beoogde oplossing te duiden.

Voorbeeld: Value Proposition Design

32. Evalueer en leer van iedere sprint: build – measure – learn – improve!

De lijst met punten hierboven zijn het resultaat van een flink aantal Shintō Labs Design Sprints. Na iedere Design Sprint (build) meten we het resultaat middels evaluatieformulieren (measure). Daarbij kijken we zowel naar kwalitatieve zaken (“die Crazy 8’s zijn echt niet te doen!”) als kwantitatieve beoordeling. Ook komen wij als Sprint Team bij elkaar om te leren van sprints en om te bedenken wat we anders willen (learn!). En daar passen we de toepassing van het Design Sprintproces op aan. Op hoofdlijnen blijft het proces overeind: dat zit inmiddels bewezen goed in elkaar. Maar op detailniveau en de toepassing is er altijd ruimte voor verbetering.

Als jullie tips voor ons hebben? Mail ze naar mij op jurriaan@shintolabs.nl

Relevante links

Shintō Labs lanceert Academy

We hebben al meerdere overheidsorganisaties geholpen om datagedreven te werken. De kracht van onze aanpak is dat we razendsnel, concrete resultaten leveren. Met onze Shintō Design Sprint methode werken we in vijf dagen van idee naar een toetsbaar werkend prototype. Een methode die in de praktijk zijn waarde meer dan heeft bewezen.

Zelf doen

Steeds vaker kregen we de vraag van onze klanten of wij onze kennis wilden overdragen. De methode werkt zo goed en het aantal maatschappelijke vraagstukken dat je kan oppakken zo talrijk, dat onze klanten ook zelf wilden leren Design Sprinten. En dat kan nu via de Shintō Labs Academy. Naast een training Design Sprinten voor Sprintmasters hebben we ook een training Design Sprinten voor Data Scientists. Want beiden zijn nodig en beiden horen dit als team te doen.

Prototypes bouwen

Als vervolg kunnen data scientists ook leren hoe je in korte tijd prototypes kan bouwen. Omdat het ontwerp van het prototype feitelijk bij het Sprintteam ligt en je als data scientist vooraf nooit weet wat wordt bedacht, heb je tooling nodig die flexibel is en je in staat snelt om razendsnel te bouwen. Met de cursus R/Shiny leren we data scientists of analisten hoe je dat kan doen.

‘R’ en R/Studio

Als basis voor ons platform (en zeker voor de modellen die we ontwikkelen) gebruiken wij ‘R’ en R/Studio. Zeker als je prototypes om wil zetten in werkende en schaalbare oplossingen is een goede kennis van deze ’taal’ en ontwikkelomgeving onontbeerlijk. Zeker voor data analisten die nu werken met BI-tools en relatief ‘platte’ dashboards maken is R/Studio een mooie omgeving om door te groeien naar advanced analytics. Voor hen zijn twee trainingen beschikbaar: Fundamentals voor mensen zonder kennis van ‘R’ en Advanced voor mensen met basiskennis maar die willen verdiepen.

Meer weten?

Wil je meer weten over ons trainingsaanbod? Kijk dan op de Academy website voor meer info en de mogelijkheid om je in te schrijven voor trainingen.

Andere links

Gemeente Helmond kiest voor de Woningbouw Monitor

In 2017 heeft de gemeente Helmond na een Design Sprint een datagedreven applicatie ontwikkeld voor het snel toetsen van initiatieven tot bouw. Voor haar woonbeleid werkt de gemeente samen in het Stedelijk Gebied Eindhoven. Daar kwam zij in aanraking met de Woningbouw Monitor die de gemeente Eindhoven heeft ontwikkeld en gebruikt. Voor de gemeente Helmond aanleiding om ook gebruik te gaan maken van deze toepassing.

Snel up-and-running

Zoals veel gemeenten hield ook de gemeente Helmond data over woningvoorraad en -productie bij in een Access database. Los van de kwetsbaarheid hiervan betekende dit ook veel handwerk, zeker als het ging om rapportages naar de provincie die periodiek moeten worden doorgestuurd. Omdat de gemeente al gebruik maakte van de software van Shintō Labs was er ook nog eens een kostenvoordeel. Maak je immers gebruik van de software voor een applicatie dan kan een volgende applicatie voor de helft van de kosten in gebruik worden genomen. Toen Helmond de data beschikbaar had was de acceptatie omgeving binnen enkele dagen up-and-running.

Kansen voor het Stedelijk Gebied

De gemeente Helmond werkt op diverse beleidsterreinen samen in het Stedelijk Gebied Eindhoven. Dit is een samenwerkingsverband van 9 gemeenten in de Brainport regio rond de gemeente Eindhoven. De gemeenten hebben hun krachten gebundeld en werken zij samen op drie thema’s: ‘Wonen’, ‘Werken’ en ‘Voorzieningen’, alsof zij één gemeente zijn. Door samenwerking en afstemming zetten de gemeenten in op oplossingen die passen bij de behoeften van hun inwoners. De gemeente Helmond ziet de Woningbouw Monitor als interessante voorziening in dit verband. Meerdere gemeenten in het Stedelijk Gebied hebben ook interesse getoond in de Woningbouw Monitor.

Realtime antwoord op vragen

De Woningbouw Monitor bestaat uit het een digitaal dashboard waarin verschillende bronnen slim gecombineerd en gepresenteerd worden. De analisten kunnen realtime door de data zoeken en filteren en complexe data op eenvoudige wijze combineren tot heldere inzichten. Dit sluit aan op de vaak uiteenlopende vragen die men krijgt (bijvoorbeeld hoeveel eengezinswoningen zijn er in wijk X en hoeveel worden er de komende jaren bijgebouwd?).

Flexibel rapporteren

De toepassing biedt ook de mogelijkheid om standaardrapportages te genereren. De gemeente moet bijvoorbeeld periodiek aan de provincie rapporteren. Dit was eerst een tijdrovende klus maar kan nu met 1 druk op de knop worden gegenereerd. Ook is de basis gelegd om inschattingen over de ontwikkeling van de woningvoorraad te vergelijken met de actuele woningvoorraad, om te zien hoe de planning zich verhoudt tot de realiteit.

Samen Organiseren

Shintō Labs heeft de oplossing omgezet in een clouddienst die beschikbaar is voor andere gemeenten. Doorontwikkeling zal gezamenlijk gebeuren, waarbij gemeenten profiteren van elkaars investeringen. Dit past in het beleid van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) onder de noemer ‘Samen Organiseren’. De VNG heeft al contact gehad met Shintō Labs om hierin ondersteuning te bieden bijvoorbeeld door vermelding op de website Pilotstarter.nl.

Zie ook

Webinar

Videos

Whitepapers

Nieuws

Blogs

 Testimonials

Een aanpak voor veilige en vitale vakantieparken

De symboliek ontging mij niet: de ‘kathedraal’ verpakt als bunker in het hart van misschien wel het mooiste stukje Nederland: de Veluwe. Waar anders dan hier in Radio Kootwijk wordt de Vakantieparken Top gehouden georganiseerd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Shintō Labs was bij deze top aanwezig samen met Henk Ferwerda van Bureau Beke waarmee we een samenwerking zijn gestart om criminologische kennis en data science software te combineren om sociaal-maatschappelijke problemen aan te pakken. We waren hier in het bijzonder om onze nieuwe Monitor Vitale Vakantieparken te presenteren. Binnenkort organiseren we een webinar om dit verder uit te diepen. Een verslag van de top.

Pareto-principe in Vakantieparken-land

Voor wie Pareto’s principe niet kent, zal de ’80/20′ regel wellicht bekender in de oren klinken. In de context van vakantieparken bleek dat ook het merendeel van de klachten en ongeregeldheden in een beperkt deel van de parken plaatsvindt. Meer specifiek is uit onderzoek van Bureau Beke gebleken dat 76% van de vakantieparken het redelijk goed tot en met fantastisch doen. Daar staat tegenover dat 18% van de parken extra aandacht vraagt en op 6% er sprake is van stevige leefbaarheids- en veiligheidsproblemen. Een veel gehoorde klacht van vakantieparkenhouders was de overwegend negatieve berichtgeving over vakantieparken en de stigmatiserende werking daarvan. Niet ieder park heeft last van ondermijning en criminaliteit, maar dat lijkt wel de enige conclusie die je vaak in de media hoort en leest.

Minister Kajsa Ollongren spreekt de aanwezigen van de Vakantieparken Top toe.

Integrale aanpak vakantieparken

Bea Schouten, gedeputeerde van de provincie Gelderland, benadrukte het belang van een integrale aanpak voor die parken met het programma Vitale Vakantieparken. Een innovatieve manier van werken is ontwikkeld om niet alleen beleid en plannen te maken, maar ook om dingen te doen. Als voorbeeld noemde ze de Ontwikkelmaatschappij – een fonds en bedrijf om het vraagstuk op te pakken en actief te ontwikkelen. Er is dus kennis, ondersteuning en budget beschikbaar om vakantieparken te ondersteunen, met als doel om in 2023 ‘normale situaties’ op de parken te hebben.

De belangrijkste succesfactor: samenwerking met alle partijen en doorzetten. Dit kan alleen met betrokkenheid en inzet van de ondernemers waarbij een integrale aanpak cruciaal is.

Actie-agenda vakantieparken

Vakantieparken- dat klinkt vooral heel gezellig en dat zou ook zo moeten zijn – aldus Minister Kajsa Ollongren. Ze was hier om haar betoog te houden over zorg en aandacht voor die parken die dat nodig hebben en de Actie-agenda Vakantieparken namens de rijksoverheid te ondertekenen.

“Maar het onderzoek is ook aanleiding tot zorg en aandacht” ging ze eufemistisch verder. “We zien dat er steeds meer kwetsbare mensen op vakantieparken gaan wonen. Van gescheiden mensen, ouderen, arbeidsmigranten maar ook mensen die onder de radar willen blijven”. Voor eigenaren van vakantieparken, waarbij de financiële problemen hoog genoeg oplopen, is de verleiding groot om op andere manieren inkomsten te genereren. Criminele activiteiten, hennepteelt, prostitutie, uitbuiting, witwassen en andere vormen van illegaliteit steken dan de kop op, lijkt het beeld te zijn. Als dat eenmaal zijn intrede heeft gedaan is het bovendien heel lastig om weer terug te gaan naar de originele doelstelling terug te keren: een gezond vakantiepark vol recreatie, plezier en gezond ondernemerschap.

Minister Kajsa Ollongren ondertekent de Actie Agenda Vakantieparken

Verschillende stakeholders

Maar het aanpakken van vakantieparken die zich niet aan de regels houden is lastig. De Actie-agenda vakantieparken is gericht op een aantal kernvragen:

  • Hoe vinden we passende oplossingen voor de probleemgevallen?
  • Hoe voorkomen we dat nieuwe parken in de problemen komen?
  • Hoe kunnen we in de toekomst maatschappelijke functies en vakantieparken combineren?

De boodschap is duidelijk: er is budget beschikbaar voor gemeentes en provincies om pilots te doen en projecten op te pakken. Ook vanuit het ondermijningsfonds is er budget beschikbaar om samen te werken en deze problematiek aan te pakken. Bij heel veel vakantieparken gaat het goed. Maar we hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid om de parken die flink buiten de lijntjes kleuren en extra aandacht nodig hebben aan te pakken. De eerste stap volgens de experts aan het tafelgesprek is het maken van een goede beschrijvende analyse: zorg dat je de parken in beeld hebt.

Monitor Vitale Vakantieparken

Tijdens de break hebben Shintō Labs en Bureau Beke hun Monitor Vitale Vakantieparken gepresenteerd. Achtergrond van dit traject was dat in het najaar van 2017 Bureau Beke samen met een aantal gemeenten op de Noord-Veluwe gestart is met de ontwikkeling van een Monitor Vitale Vakantieparken (MVV) als onderdeel van het Programma Vitale Vakantieparken. Het doel van de monitor is om gemeenten en het programma inzicht te geven in het verloop van de aanpak en de kwaliteit van de ruim 500 parken.

dr. Henk Ferwerda van Bureau Beke licht de Monitor Vitale Vakantieparken toe tijdens de Vakantieparken Top

Henk vertelde geïnteresseerden het onderzoek dat op basis van bestaande monitoren, literatuur- en deskresearch geleid heeft tot een selectie van relevante indicatoren, waar onder andere rekening gehouden is met beschikbaarheid van data en de herhaalbaarheid. Shintō Labs heeft dit vervolgens omgezet in een bruikbare en toegankelijke applicatie waarmee gemeentes en provincies direct inzicht kunnen krijgen hoe het er met de parken er voor staat aan de hand van de belangrijkste indicatoren. De Monitor Vitale vakantieparken geeft op parkniveau een overall kwaliteitsoordeel (groen, oranje en rood). Dit kwaliteitsoordeel is opgebouwd uit 5 dimensies met daarbinnen 14 indicatoren. Om parken met elkaar te kunnen vergelijken worden indicatoren waar nodig gerelateerd aan de parkoppervlakte.

De dimensies zijn:

  • Situatie van eigenaren, waarbij we bijvoorbeeld kijken naar het aantal eigenaren op een park.
  • Economisch, waarbij gekeken wordt naar het aantal transacties (koop en verkoop) van verblijfsobjecten.
  • Sociale situatie, waarbij aandacht voor bijvoorbeeld het aantal leerplichtzaken en schuldsaneringen.
  • Criminaliteit, met aandacht voor onder andere het aantal en de aard van de incidenten.
  • Brandveiligheid, waarbij uitgevoerde controles of adviezen voorbeelden van indicatoren zijn.

De indicatoren die we gebruiken zijn voor ieder park in Nederland beschikbaar en kunnen periodiek opnieuw verzameld worden zonder onderzoek uit te voeren. Henk en Jurriaan geven binnenkort een webinar waarin uitgebreid wordt ingegaan op de werking van de monitor en de analyses.

Screenshot van de Monitor Vitale Vakantieparken

Indicatoren van criminaliteit en ondermijning in vakantieparken

Bij de break-out sessie zaten wij ingedeeld bij het thema ‘Veiligheid’, waarbij Gijs van Poppel in een interactieve werkvorm hun gereedschap namens het RIEC wilde verbeteren met kennis. Voor wie het RIEC niet kent: de overheid heeft tien Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC’s) en het Landelijk Informatie en Expertise Centrum (LIEC) opgericht met als doel: de bestrijding van ondermijnende criminaliteit. Ze verbinden informatie, expertise en krachten van de verschillende overheidsinstanties. Daarnaast stimuleren en ondersteunen de RIEC’s en het LIEC de publiek-private samenwerking bij de aanpak van ondermijning.

In kleine groepjes werd gediscussieerd over mogelijke indicatoren die een aanwijzing kunnen zijn dat er bij een vakantieparken criminele of ondermijnende activiteiten plaats zou vinden. Het resultaat van deze workshop uit de verschillende groepen was de volgende lijst:

  1. Schoolverzuim van de kinderen. Een belangrijk signaal. Met de leerplicht zouden kinderen op school moeten zitten. Als er kinderen tijdens reguliere schooltijd op het park zijn, zou dat een indicatie kunnen zijn.
  2. Het aantal huizen in eigendom van uitzendbureaus. Mogelijk te vinden vanuit kadaster. Dit zou een indicatie kunnen geven over aanwezigheid van illegale arbeidsmigranten.
  3. Mutaties van het kadaster. Als huizen binnen korte tijd verwisselen van eigenaar zou dat kunnen duiden op een vorm van wit wassen.
  4. Het aantal uitzendbureaus die huren in parken. Zie punt 2. Het heersende idee is dat als uitzendbureaus huizen in parken houden of huren er aanleiding is om eens te kijken. Het voornaamste vermoeden is illegale arbeidsmigranten via deze constructie gefaciliteerd worden.
  5. Postbewegingen. Het aantal en het soort pakketjes kan een indicatie zijn. Een op het oog opvallende indicator. De toelichting van de betreffende groep was:
    1. Het aantal en soort bestellingen (van welk bedrijf wordt er besteld?)
    2. De brieven (komen er blauwe enveloppen? CJIB?)
    3. De Postbode: kunnen de ogen en oren bieden. De burgemeester kan bovendien postbode aanwijzen als toezichthouder(!).
  6. Financiële situatie: zodra het slecht gaat is de kans groot dat er gezocht wordt naar alternatieve inkomstenbronnen.
  7. Aantal eigenaren: zou kunnen duiden op een negatieve invloed op kwaliteit

Ook werd aan het Gijs gevraagd wat voor inzichten wij vanuit het RIEC konden delen wat relevant zou kunnen zijn voor gemeentes, provincies en vakantieparken. De voornaamste bronnen en indicatoren die hij kon delen waren:

  1. Incidenten politie
  2. Aantal BRP inschrijven
  3. Aantal uitkeringen
  4. Komen parken voor op het ondermijningsbeeld

Aanpak Veilige Vakantieparken

Joeri Vig van Het CCV presenteerde aansluitend hun Aanpak Veilige Vakantieparken. Hun aanpak is gericht op Nederlandse vakantieparken met hardnekkige veiligheids- en leefbaarheidsproblemen, zoals relatief onschuldige, maar evengoed vervelende, overlast door dronkenschap en verloedering van huisjes. Maar soms is er zelfs sprake van seksuele uitbuiting, hennepteelt of de opslag van gestolen goederen.

Hun aanpak bestond samengevat uit de volgende 6 stappen:

  1. Er is een signaal (bv: 400 mensen ingeschreven op één huisje)
  2. Zorg dat je het park in beeld krijgt: maak een beschrijvende analyse. Het CCV adviseert hiervoor de methodiek van Bureau Beke.
  3. Zorg dat je de problematiek in beeld krijgt bij dat park. Immers, niet alle parken zijn hetzelfde. De meest voorkomende veiligheidsvraagstukken gaan over de aanwezigheid van mensen die uit het zicht willen blijven, de huisvesting van kwetsbaren en criminele activiteiten op het park.
  4. Wie zijn jouw partners in deze ? Voor een integrale aanpak is het belangrijk om een goed beeld te hebben welke partners het beste aansluiten bij de problematiek. Naast de politie, gemeente, OM, provincie RIEC en RECRON, kunnen ook GGD, GGZ en omgevingsdiensten bijvoorbeeld een rol spelen. Kijk voor een uitgebreide lijst van partners op de site van het CCV.
  5. Welke strategie volg je voor je interventie? Ook daar is een uitputtende lijst met mogelijkheden voor te vinden. Het gaat te ver om ze hier allemaal op te noemen, maar het is goed om te weten dat er een bron van kennis voor handen is om te handelen, zodra het probleem bekend is.

Probleem is en blijft: hoe weten we ‘wat er achter die slagboom’ afspeelt. De laatste tip van Joeri: zorg dat je contact maakt met de mensen op en de eigenaren van de parken. Ook met de ondernemers. En dan bedoelt hij niet alleen de ‘slechte’ parken, maar ook de goede. Uiteindelijk zou de ambitie moeten zijn om samen veilig te willen ondernemen en recreëren.

Relevante links

Whitepapers

Nieuws

Blogs

Webinars

Praktijkcases

Productinformatie

Research

Van ruwe data naar bruikbare intelligence in vier stappen

De overheid is een beleidsmachine. De roep om meer datagestuurd beleid te ontwikkelen klinkt steeds vaker. Enerzijds omdat de mogelijkheden er zijn (technologie) en anderzijds omdat de belofte er is dat de kwaliteit (lees: effectiviteit) van het beleid er beter van wordt. Om datagestuurd beleid te kunnen maken is een goed begrip van uw data cruciaal. In de wereld van handhaving, veiligheid en openbare orde spreekt men vaak van informatiepositie of intelligence: het verzamelen, analyseren en gericht kunnen toepassen van kennis en inzicht ten behoeve van preventie en handhaving. Dat klinkt allemaal prachtig, maar de praktijk is altijd weerbarstiger. Hoe ontsluit je de databronnen en hoe weet je of de kennis die je hebt volledig en actueel is? Vragen die nooit helemaal sluitend te beantwoorden zijn.

Correlatie vs. causaliteit

Het klassieke voorbeeld is het onderscheid tussen correlatie (de statistische samenhang tussen twee grootheden) en causaliteit (het een is een gevolg van het ander). Want hier gaat het nog steeds vaak mis. Ter illustratie het onderstaande voorbeeld waarin een correlatie wordt weergegeven tussen films met Nicholas Cage en het aantal mensen dat overleden is door in een zwembad te vallen.

Afbeelding: onzinnige correlatie. Bron: http://www.tylervigen.com/spurious-correlations

Het voorbeeld toont aan dat je in data overal verbanden kan laten zien. In dit geval is het verband zo belachelijk dat iedereen de onzin snapt. Maar wat als dat nu minder voor de hand ligt? Hoe ga je om met de valkuil om verkeerde conclusies te trekken op basis van ogenschijnlijke en misleidende verbanden?

Van data naar intelligence

Om een goed begrip te krijgen is het van belang om de samenhang tussen (data)objecten inzichtelijk te krijgen. Dat gaat trapsgewijs van data naar informatie naar kennis naar inzicht naar intelligence.

  • Data: Ontsluit de juiste databronnen zodat de dataspecialisten hun werk kunnen doen. Het fundament van iedere vorm van datagestuurd werken.
  • Informatie: Door de data goed te classificeren en te annoteren ontstaat er informatie.
  • Kennis: Met het bundelen van informatie wordt kennis gecreëerd. Met kennis wordt de onderlinge samenhang tussen afzonderlijke informatiepunten duidelijk.
  • Inzicht: Door slim te kijken naar vergaarde kennis kan inzicht ontstaan. Typisch komt dit tot uitdrukking in de vorm van dashboards, rapporten of kaarten.
  • Intelligence: Met netwerkanalyses en het doorrekenen van scenario’s kan je inzicht verheffen tot intelligence, of ‘wisdom’ in de illustratie hieronder. Je begrip overstijgt dan individuele casussen en de onderlinge samenhang wordt duidelijk. Dit geeft je de mogelijkheden om gericht beleid te maken of processen in te richten ter bevordering van de gewenste uitkomst (of preventie van ongewenste uitkomst).

Afbeelding: van data naar begrip. Bron: David Somerville, gebaseerd op Hugh McLeod.

Voorbeeld uit de praktijk

Laten we een voorbeeld nemen ter illustratie

  • Data: Een belangrijke bron binnen een gemeentelijke organisatie is het zaaksysteem. Het goed ontsluiten van deze data (zoals zaken) is in veel casussen van datagedreven werken belangrijk.
  • Informatie: Een zaak uit het zaaksysteem krijgt betekenis door het op de juiste manier te classificeren. Zo is een zaak bijvoorbeeld een vergunningaanvraag wat de mogelijkheid geeft om de zaak door te sturen naar de afdeling vergunningen. Deze informatie is cruciaal voor de afhandeling.
  • Kennis: Met het slim verbinden van informatie kunnen we bijvoorbeeld inzichtelijk krijgen dat deze aanvraag van meneer Janssenis en dat het inmiddels de vierde keer is dat meneer Janssen deze aanvraag gedaan heeft. Bovendien heeft hij al 5 keer gebeldnaar het KCC en is hij 1 x langs gekomen bij de balie om te vragen waarom zijn eerdere vergunningsaanvraag niet geaccepteerd is. Dit geeft de afdeling vergunningverlening de mogelijkheid om te onderzoeken waarom het eerder niet toegekend is en hebben ze betere kennis om de heer Janssen inhoudelijk te woord te staan.
  • Inzicht: Het stapelen van kennis biedt inzicht. We zien bijvoorbeeld dat op de locatie van de vergunningsaanvraag afgelopen jaren verhoudingsgewijs veel activiteiten hebben plaats hebben gevonden, zoals inschrijvingen, uitschrijvingen, starten onderneming, stoppen onderneming, etc. Dat betreft niet alleen de heer Janssen, maar meerdere personen en bedrijven. Als een ‘spies’ worden de verschillende bronnen, informatie en kennis aan elkaar geregen om inzicht te krijgen.
  • Intelligence: De verschillende inzichten kunnen slim gecombineerd worden in een netwerk om een goed begrip te krijgen van de situatie. Zou zouden we kunnen constateren dat de heer Janssen in de afgelopen vijf jaar, 2 keer verhuisd is naar een huis waarvan mevrouw Visscher de eigenaar is, waarvan in drie andere panden recentelijk een hennepkwekerij gevonden is. Ook zijn er op dat adres meerdere personen ingeschreven die op de radar staan bij politie. Bovendien blijken op dat adres meerdere glazenwassers ingeschreven te staan die ogenschijnlijk geen enkele omzet draaien. Een van de personen is een ‘spin in het web’ die met veel relaties tot andere verdachte personen extra in de gaten gehouden wordt. Reden genoeg om op basis hiervan nader onderzoek te doen en mogelijk een ter plaatse onderzoek. Mogelijk sprake van een vorm van ondermijning? 

Community Structure Analysis (CSA)

Het bovenstaande fictieve voorbeeld illustreert hoe je van data stapsgewijs kunt groeien naar intelligence. Een van de methodes die wij hanteren is Community Structure Analysis (CSA) om deelgroepen – of clusters – binnen een gegeven netwerk aan objecten te vinden. In het voorbeeld hieronder is een lijst met (gepseudonimiseerde) individuen inzichtelijk gemaakt met hun onderlinge relaties. Uit de analyse ontstaat een begrip over de structuren, hun onderlinge samenhang en geeft inzicht in welke schakels het meest interessant zijn om te beïnvloeden. Dit is slechts één van de vele analyses die wij op dit moment aan het ontwikkelen zijn in samenwerking met de gemeente Zaanstad en de Technische Universiteit Eindhoven ter bestrijding van ondermijnende criminaliteit en criminele samenwerkingsverbanden.

Afbeelding: voorbeeld van intelligence uit Community Structure Analyse (CSA) – uit de ondermijning applicatie

Geïnteresseerd in onze aanpak?

Meer weten over hoe we netwerkanalyse inzetten bij onze oplossingen? Kijk eens bij de casebeschrijvingen voor Ondermijning of Woonoverlast.  Of neem gewoon contact met ons op!

Relevante links

Whitepapers

Nieuws

Blogs

Webinars

Praktijkcases

Productinformatie

Research

Radicalisering en terrorisme als ‘wicked problem’ voor de overheid

Op uitnodiging van het Studiecentrum voor Bedrijf & Overheid ging ik naar het Congres Radicalisering & Terrorisme in het The Hague Security Delta Campus in Den Haag.  Met open vizier ging ik op zoek naar antwoorden op een aantal vragen.

Hoe groot is het probleem eigenlijk? Hoe voorkom je radicalisering bij jongeren of nog beter het gebruik van geweld? Wat is de positie van gemeenten in dit speelveld? En hoe kun je big data, of een term die ik liever gebruik: data analyse, inzetten om een bijdrage te leveren aan de oplossing van dit probleem?

Door de ogen van een radicaal: Jason W.

De dagvoorzitter Richard Franken, directeur van The Hague Security Delta, kondigde de eerste spreker aan: Jason W. of Walters zoals hij nu gewoon weer heet. Jason is voormalig lid van de Hofstad Groep. Als je immers wil weten wat er om gaat in het hoofd van geradicaliseerde jongeren, dan kun je het maar beter aan een ervaringsdeskundige vragen.

Jason vertelt een erg persoonlijk verhaal. Hoe hij als zoon van een Amerikaanse militair en een Hollandse moeder opgroeit op de Veluwe. Braaf naar de (christelijke) kerk gaat en het goed doet op het atheneum. Hoe hij na de scheiding van zijn ouders in een volkswijk terecht komt en in aanraking komt met jongeren met een islamitische achtergrond.

Hij beschrijft een intelligente jongen, een puber, met de daarbij behorende karakteristieke zoektocht naar wie hij is, wie hij wil zijn en hoe hij zich verhoudt tot de wereld. En vooral de behoefte aan houvast in die zoektocht. Jason komt in aanraking met de islam en ervaart dat als een warm bad. Kerken zijn kil en stil, moskeeën zijn warm en levendig. En vooral, de islam heeft heldere geschriften en een duidelijke leer die hem meer aanknopingspunten bieden bij het beantwoorden van existentiële vragen waar hij als puber mee worstelt, dan de abstracties die hij ervaren heeft in het christendom.

‘De islam heeft heldere geschriften en een duidelijke leer die hem meer houvast bieden bij het beantwoorden van existentiële vragen waar hij als puber mee loopt.’

Maar dat maakte hem nog geen radicale moslim. Wat gebeurde er dan dat dit proces heeft getriggerd? Volgens Jason twee dingen:

  1. Op 9/11 boorde twee vliegtuigen zich in de Twin Towers in New York. Een neef van Jason kwam daarbij om het leven. Wat betekende dit voor hem als moslim? Het leverde een zoektocht op in vele teksten en nog verdere aanscherping daardoor van zijn denkbeelden.
  2. Het Internet was daar. En het Internet ‘ontvert’ zoals Jason het noemt. Het brengt dingen dichtbij die ver weg zijn. Je kunt bij wijze van spreken via Internet nu 24×7 volgen wat er in Syrië gebeurt.

Afbeelding: : Een Hofstadgroep-verdachte Jason W. arriveert bij de Bunker in Amsterdam  om de strafeisen van de aanklagers te horen. Bron: ANP

Het internet was een katalysator in de verdere studie van de leer en geschriften van de islam. En, zo stelt Jason, de stap van radicale islam naar het toepassen van geweld is een volstrekt natuurlijke stap, niet alleen vervat in de teksten, maar in het DNA van islam. Strijd zit in de islam als traditie. Mohammed was een staatsman op zoek naar expansie van zijn rijk. Jezus had geen macht dus probeerde geloof los te maken van politiek en macht. Een fundamenteel ander uitgangspunt, aldus Jason. Op zeer eloquente wijze licht hij verder toe hoe op basis van de leer en geschriften radicale jongeren uiteindelijk kiezen voor jihad: het toepassen van geweld teneinde de perfect Islamitische wereld te creëren.

De dagvoorzitter geeft aan dat er nog 5 minuten zijn. Maar Jason zit nog maar op de helft. Hij vertelt over zijn tijd in de gevangenis en hoe eigenlijk door verveling hij de werken van filosofen gaat lezen als Plato en Nietzsche, waarbij vooral de eerste zijn perspectief verandert. En uiteindelijk hem er toe brengt dat hij de islam de rug toekeert.

Wat leert zijn verhaal ons?

Dat geradicaliseerde jongeren niet persé vanaf geboorte een islamitische opvoeding genoten hebben? Dat pubers met existentiële vragen intellectuele voldoening zoeken? Of dat er geen geijkt patroon is voor jongeren die vatbaar zijn voor radicalisering? En sterker, voor het aanzetten tot geweld?

Jason wilde zich thuis voelen in de wereld. Welke puber niet?

Ik hoor onze chief data scientist al zeggen: N is 1…

Door de ogen van een relativerende wetenschapper: Frank Bovenkerk

Afbeelding: Frank Bovenkerk. Bron: socialevraagstukken.nl

Na het persoonlijke verhaal van Jason komt Frank Bovenkerk aan het woord. Bovenkerk is cultureel antropoloog en criminoloog en voormalig hoogleraar radicalisering aan de Universiteit van Amsterdam. Hij begint licht polemisch, zoals veel wetenschappers eigen is, door te stellen dat er geen grotere tegenstelling denkbaar is met de vorige spreker. Een compliment aan de organisatie!

Bovenkerk begint aan zijn grote relativering van het vraagstuk. Er is in Nederland al 40 jaar geen grote serieuze terroristische aanslag geweest, stelt hij. Wel wat extremistische groeperingen met neigingen, maar nooit echt met impact. Wat aardig is dat Bovenkerk radicalisering breder trekt en extreemlinks en extreemrechts benoemt als voorbeelden van radicaal gedachtegoed.

Waarop doelt Bovenkerk dan als hij het heeft over terrorisme in Nederland 40 jaar geleden? De Molukse acties. Hij somt op: 63 terroristen, 388 willekeurige burgers gegijzeld en 14 doden (8 burgers en 6 kapers).

In eerste instantie sprak niemand van terroristen. Er was zelfs wel begrip voor de motieven van de kapers. Wat Bovenkerk wil betogen: de definitie van terrorisme is vaak een politieke keuze.

‘One man’s terrorist, is another man’s freedom fighter’

OK, de definitie van terrorisme lijkt diffuus. Bovenkerk stelt dat daden spectaculair moeten zijn om vrees en angst aan te jagen (en dus niet noodzakelijk een groot aantal slachtoffers). Zie hier zijn punt: het valt allemaal wel mee met terrorisme en impact.

Bezorgdheid, alertheid en mijdgedrag van volwassenen in verband met terroristische dreiging. Bron: CBS

En hij komt op stoom, zeker voor mij als data specialist. Van alle doden in Nederland met een niet-natuurlijke doodsoorzaak, presenteert hij het volgende overzicht:

  • 1900 mensen pleegden zelfmoord
  • 646 doden door ongelukjes in en om het huis
  • 623 dodelijke verkeersslachtoffers
  • 132 doden door moord en doodslag

Meer reden voor angst voor dat soort veiligheidsincidenten dan voor terrorisme, aldus Bovenkerk. Overigens lijken de cijfers van het CBS een iets ander beeld te schetsen, maar inderdaad geen doden door terrorisme. Wat Bovenkerk maar wil zeggen, we moeten de risico’s op terrorisme relativeren.

Dan gaat hij in op de volgende vraag: hoe komt het dat sommige radicalen van mening veranderen? Hij geeft er twee:

  1. De idealen worden niet opgegeven, maar de strijdmethode verandert
  2. Men laat de idealen varen.

Bovenkerk heeft kwalitatief onderzoek gedaan bij Molukkers. Nadat ze uit gevangenis kwamen bleven de idealen intact, maar werd geweld afgezworen. Hoe dat kwam? Vooral de rol van de Molukse gemeenschap, het eerste geweld werd nog wel geaccepteerd, maar daarna niet meer. Groepsdruk dus.

En hij komt ook nog even terug op de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh. Bovenkerk stelt: dit waren politieke moorden en geen terrorisme. Hij noemt daarbij een definitie van terrorisme:

‘Geweld tegen goederen of personen door kleine groepen of individuen in naam van een ideologie, godsdienst of overtuiging waarbij het slachtofferschap toevallig is, teneinde angst te zaaien.’

De gedachte daarbij is dat de groep (de bevolking) bang wordt vanuit het idee: dit kan ons ook overkomen.

Niet het geval bij Fortuyn of Van Gogh, dixit Bovenkerk.

En hij gooit er een schepje bovenop: terroristen bereiken zelden hun doel. Het enige succesvolle voorbeeld dat hij kan bedenken zijn de Watergeuzen tijdens de Tachtigjarige Oorlog.

Bovenkerk gaat verder. Zijn er verschillen tussen links-/rechts extremisme, dierenactivisme en moslimterreur? Ja zeker:

  1. Islamitische terroristen gebruiken zelfmoord als middel tot geweld. Ze zijn bereid te sterven voor hun ideaal.
  2. Het internationale karakter van moslim terreur. Dat maakt het lastig aan te pakken, want dat vraagt om internationale samenwerking.

Er is weinig wetenschappelijk materiaal over moslimterrorisme uit de eerste hand. Anne Speckhard (Ph.D.) is de enige wetenschapper die Bovenkerk kan noemen. Speckhard heeft veel terroristen (die het hebben overleefd) geïnterviewd. Wat verbindt deze mensen, wat hebben ze gemeenschappelijk? Hoe kunnen we deze mensen herkennen? Ook zij komt niet tot een eensluidend patroon.

Bovenkerk noemt de koning Marokko die veiligheidsdiensten opdracht gaf om mannen met baarden in de gaten houden. Maar daarna gingen mensen zich scheren. Witte jurken dan? Bovenkerk wil maar zeggen: uiterlijke kenmerken zijn lastig.

Is er dan psychologisch profiel te maken? Bovenkerk noemt een Israëlisch onderzoeksbureau dat uitgaat van gedrag en niet uiterlijke kenmerken. Maar oordeelt dat dit nog onvoldoende wetenschappelijke basis heeft.

‘Het uiterlijk of gedrag van radicalen is lastig in een profiel te vatten’

Zelfmoordterrorisme is lastig wetenschappelijk te vatten. Laten we dus kijken hoe we de voedingsbodem aan kunnen pakken (radicalisering). Al snel komt dan de term ‘de-radicaliseren’ naar boven. Bovenkerk heeft veel ‘de-radicaliseringsprojecten’ onderzocht, maar daar moet je het volgens hem niet in zoeken. De ‘Dutch approach’ (red: kopjes thee drinken?) heeft niet aantoonbaar iets opgeleverd.

Wijkagenten of geheim agenten? Wijkagenten zouden in de haarvaten van de wijk zitten. Maar hoeveel geradicaliseerde jongeren ken je nou echt? Soms twee, hooguit drie. Over het algemeen gelooft hij niet in de ‘haarvaten theorie’.

En dan als uitsmijter: de rol van gemeenten in dit speelveld? Tja, de wethouder of burgemeester moet natuurlijk aan kunnen tonen dat hij zijn best heeft gedaan als het misgaat. Maar effectief?

Wat leert zijn verhaal ons?

Dat het aantal doden door terreur in Nederland zeer beperkt is. Maar misschien doen we dan iets goed? Dat de radicaal die bereid is om over te gaan tot geweld niet makkelijk terug te brengen is tot een set aan uiterlijke kenmerken of gedragskenmerken. En dat de oplossing lijkt te liggen in de gemeenschap waar de radicale jongere zich bevindt.

Door de ogen van de optimistische wetenschapper: Stijn Sieckelinck

Afbeelding:Stijn Sieckelinkc. Bron https://www.tertio.be

Stijn Sieckelinck is als onderzoeker verbonden aan het Institute for Societal Resilience aan de Vrije Universiteit Amsterdam en aan McGill University (Montreal). In tegenstelling tot Bovenkerk zit Sieckelinck in een andere modus. Wat kunnen we er aan doen? Hij heeft hier een aanpak op bedacht die hij ‘re-radicaliserren’ noemt. De premisse van Sieckelinck: radicalisme is niet het probleem, maar geweld is het probleem. Veelal is de aanpak erop gericht om het radicale gedachtegoed te bestrijden. Maar stelt hij: radicaliseren betekent dat iemand weigert de samenleving te accepteren en is dat niet bij veel pubers het geval?

Tot nu toe is het antwoord geweest: de-radicaliseren. Vaak middels mooie programma’s. Maar zo lijkt Sieckelinck de vorige spreker gelijk te geven: dat werkt onvoldoende. Tot nu toe kennen we twee strategieën:

  1. Repressie, politie veiligheid (rechts)
  2. Integratie, preventie (links)

Natuurlijk een goede veiligheidsstrategie is nodig met zaken als surveillance en handhaving maar ook preventie moet daarnaast een plek krijgen. Een sociale strategie zoals hij dat noemt. Het is zoeken naar de juiste schaal, want overreactie in de veiligheidsstrategie is ‘fuel’ voor radicalisering.

Maar zo stelt hij:

‘Complexe problemen kennen geen eenvoudige oplossingen.’

Sieckelinck zoekt de oplossing in het concept ‘wortels en vleugels’ van Janusz Korczak, een Poolse kinderarts, pedagoog en kinderboekenschrijver, Wortels vertaalt naar het Latijn betekent ‘radices’ (of radix in enkelvoud). Mensen die opgroeien in probleemwijken of in probleemgezinnen hebben vaak een gebrek aan wortels, verbinding en houvast. En juist dat brengt risico op radicalisering met zich mee. Maar er is meer nodig. Iets dat het hen vleugels geeft in hun extremisme om te kunnen ontsnappen aan hun lot (red: het verhaal van Jason Walters lijkt dit te ondersteunen).

Hiervoor heeft hij een concept ontwikkeld dat hij ‘re-radicaliseren’ noemt. Ga uit van de leefwereld van de adolescent en probeer hem niet iets ‘af te leren’ maar reik instrumenten aan om ermee om te gaan.

Afbeelding: verschillende uitgangspunten re- en de-radicaliseren

Sieckelinck herhaalt nog maar eens: er zijn geen typische antwoorden op een a-typisch probleem.

Wat leert zijn verhaal ons?

Wat blijft hangen is de bevestiging dat we het hier hebben over wat in design thinking een ‘wicked problem’ wordt genoemd. En zoals jullie weten combineren we design thinking en data science als middel om maatschappelijke vraagstukken op te lossen. Mooi dat Sieckelinck anders probeert te denken en naar wat het lijkt een experiment doet. Benieuwd of gevalideerd leren hier ook wordt toegepast. Ofwel: hoe weten we of wat we bedacht hebben ook echt werkt of niet?

Door de ogen van de jurist: Lucien Stöpler en Yolanda Rechter

In de middag zijn er parallelle workshops over een breed scala aan onderwerpen. In het programmaboekje speuren we naar voorbeelden van de inzet van data-analyse. Maar helaas geen voorbeelden of praktijkcases te vinden. Wel zijn er workshops die ingaan op de vraag: welke informatie mogen we uitwisselen en welke juridische middelen en of beperkingen zijn er?

Privacy als excuus om niet samen te werken

Lucien Stöpler heeft een politie-achtergrond waar hij bij de inlichtingendienst informatie verzamelde over terrorisme en ondermijnende criminaliteit. Nu adviseert Lucien vanuit zijn eigen bedrijf Justice In Practice overheden. Volgens Lucien ligt de oplossing in samenwerken en het opbouwen van steeds grotere netwerken. Mensen die goed geïnformeerd zijn over risico’s én vanuit hun rol daar iets aan kunnen doen geven de veiligheid aantoonbaar een impuls, zo lezen we ook op zijn website.

Lucien laat met een filmpje zien van een interview met een Poolse jongen die naar Parijs vertrok en uiteindelijk in Londen terecht kwam, waar hij dakloos werd, radicaliseerde en bereid was voor de profeet te sterven. Zijn conclusie: het is vrijwel onmogelijk om dit soort jongens ‘uit een database te halen’. Het is zoeken naar een speld in hooiberg.’

Maar wellicht wel als je het netwerk eromheen activeert. Met ketenpartners, maar bijvoorbeeld ook met burgers. Maar welke informatie wil je met je netwerk delen en hoe doe je dat dan? Lucien wijst op de AVG waarin kaders zijn bepaald over de uitwisseling van persoonsgegevens. Lucien komt met een soort checklist die we ook kennen uit onze samenwerking met de gemeente Zaanstad:

1. Gaat het om persoonsgegevens?
2. Waarom wil je dat? (doel)
3. Welke gegevens heb je dan nodig?
4. Wie is eigenaar data?
5. Hoe houden we verspreiding onder controle? (beveiliging)

Hij stelt: de wetgever heeft met opzet ruimte geboden. Neem die ruimte dan ook! (red. lees ook Lucien’s blog: ‘Privacy als excuus om niet samen te werken’)

‘Er is meer mogelijk binnen de wettelijke kaders als het gaat om het verwerken en delen van data. Het is een kwestie van goed organiseren.’

Radicalisering en de rol van de burgemeester

Yolanda Rechter is juridisch adviseur en hoofddocent Wet en Regelgeving Openbare Orde en Veiligheid bij het Studiecentrum Bedrijf & Overheid. Zij gaat vanuit juridisch perspectief in op de vraag: wat is de rol van de gemeente en wat kan en mag een burgemeester als het gaat om radicalisering?

Yolanda houdt het tempo erin en laat ons niet achterover hangen. We worden overhoord als het gaat om onze kennis van het recht. Haar boodschap: er zit een logische gedachte achter de wettelijke kaders! Denk dus gewoon na!

We beginnen bij de vraag: hoort radicalisering eigenlijk wel op het bordje van de burgemeester? Waar gaat die eigenlijk over? Antwoord: openbare orde in de gemeente. Is radicalisering een openbare orde vraagstuk? De wet geeft eigenlijk geen definitie voor openbare orde waarmee de burgemeester dit deels zelf kan invullen. Radicalisering kan worden aangepakt met begrippen als ‘verstoring’ van de openbare orde. Of in ieder geval dreiging daarvan, want het wordt pas een issue als de radicaal overgaat tot het gebruik van geweld. En zie daar de spagaat: als je wacht tot die dat doet ben je te laat.

‘Als je wacht tot de radicaal overgaat tot geweld ben je te laat.’

Wat voor middelen heeft de burgemeester eigenlijk? Opsporing hoort in het strafrecht en dus bij OM en politie. Maar de burgemeester kan als onderdeel van de ‘driehoek’ wel degelijk ‘het oliemannetje’ zijn. En bijvoorbeeld signalen doorgeven aan inlichtingendiensten en de minister van Justitie & Veiligheid die bijvoorbeeld uitreisverboden op kan leggen. En betoogt Yolanda, we vergeten nogal eens dat burgemeesters in geval van nood zelfstandig (en dus niet als lid van het college) besluiten kan nemen. En ook dat die besluiten direct van kracht zijn ook al kunnen ze later worden teruggedraaid met de reguliere bezwaar- en beroepsmogelijkheden die het bestuursrecht biedt.

Conclusie: de burgemeester heeft een verantwoordelijkheid om de openbare orde in zijn gemeente te bewaken en de middelen om dit te doen. Maar belangrijker nog is zijn rol als smeerolie tussen diverse diensten en instanties. En ‘last but not least’ is de gemeente beter dan wie ook geëquipeerd om voeling te houden op lokaal niveau.

Door de ogen van de data specialist

En zo komen we aan het einde van dit congres. Wat hebben we geleerd? Zijn de vragen beantwoord waarmee we vanochtend vroeg op pad zijn gegaan. Deels wel. Hier mijn belangrijkste ’take aways’, vanuit ons perspectief als data science specialisten:

  • Radicalisering en terrorisme zijn lastig te definiëren en ‘vast te pakken’. Er lijkt ook geen vast patroon te zijn op basis waarvan je het risico op radicalisering kan omzetten in bijvoorbeeld een algoritme. Er lijkt ook geen bewezen aanpak te zijn die helpt bij het voorkomen van radicalisering.
  • Radicalisering kan worden geduid als een ‘wicked problem’ waarbij design thinking kan helpen om stappen te kunnen zetten in de richting van een oplossing. Onze Design Sprint methode is bij uitstek geschikt om niet-lineaire oplossingen te bedenken en te valideren.
  • Er is wel degelijk ruimte in wet- en regelgeving, ook de AVG, om data te verzamelen, te analyseren en uit te wisselen. Je moet het alleen goed organiseren.
  • De gemeente en de burgemeester kan wel degelijk een rol spelen bij dit vraagstuk. Wettelijke ruimte en instrumenten zijn beschikbaar. Ook als verbinder tussen instellingen en als luisterend oor dichtbij burgers.
  • And last but not least: de toepassingen om deze met data-analyse te ondersteunen zijn niet aan bod gekomen. Het beeld ontstaat dat die er niet zijn, zeker niet voor gemeenten. Een kans?

Wellicht dat we volgend jaar terugkomen maar dan samen met een gemeente om een toepassing voor data-analyse te presenteren. Onze oplossing voor data-analyse bij ondermijning lijkt hiervoor aanknopingspunten te bieden. Wie durft?

 

 

 

Tag Archief van: datagedreven

Niets gevonden

Uw zoekopdracht leverde helaas geen artikelen op