Radicalisering en terrorisme als ‘wicked problem’ voor de overheid

Op uitnodiging van het Studiecentrum voor Bedrijf & Overheid ging ik naar het Congres Radicalisering & Terrorisme in het The Hague Security Delta Campus in Den Haag.  Met open vizier ging ik op zoek naar antwoorden op een aantal vragen.

Hoe groot is het probleem eigenlijk? Hoe voorkom je radicalisering bij jongeren of nog beter het gebruik van geweld? Wat is de positie van gemeenten in dit speelveld? En hoe kun je big data, of een term die ik liever gebruik: data analyse, inzetten om een bijdrage te leveren aan de oplossing van dit probleem?

Door de ogen van een radicaal: Jason W.

De dagvoorzitter Richard Franken, directeur van The Hague Security Delta, kondigde de eerste spreker aan: Jason W. of Walters zoals hij nu gewoon weer heet. Jason is voormalig lid van de Hofstad Groep. Als je immers wil weten wat er om gaat in het hoofd van geradicaliseerde jongeren, dan kun je het maar beter aan een ervaringsdeskundige vragen.

Jason vertelt een erg persoonlijk verhaal. Hoe hij als zoon van een Amerikaanse militair en een Hollandse moeder opgroeit op de Veluwe. Braaf naar de (christelijke) kerk gaat en het goed doet op het atheneum. Hoe hij na de scheiding van zijn ouders in een volkswijk terecht komt en in aanraking komt met jongeren met een islamitische achtergrond.

Hij beschrijft een intelligente jongen, een puber, met de daarbij behorende karakteristieke zoektocht naar wie hij is, wie hij wil zijn en hoe hij zich verhoudt tot de wereld. En vooral de behoefte aan houvast in die zoektocht. Jason komt in aanraking met de islam en ervaart dat als een warm bad. Kerken zijn kil en stil, moskeeën zijn warm en levendig. En vooral, de islam heeft heldere geschriften en een duidelijke leer die hem meer aanknopingspunten bieden bij het beantwoorden van existentiële vragen waar hij als puber mee worstelt, dan de abstracties die hij ervaren heeft in het christendom.

‘De islam heeft heldere geschriften en een duidelijke leer die hem meer houvast bieden bij het beantwoorden van existentiële vragen waar hij als puber mee loopt.’

Maar dat maakte hem nog geen radicale moslim. Wat gebeurde er dan dat dit proces heeft getriggerd? Volgens Jason twee dingen:

  1. Op 9/11 boorde twee vliegtuigen zich in de Twin Towers in New York. Een neef van Jason kwam daarbij om het leven. Wat betekende dit voor hem als moslim? Het leverde een zoektocht op in vele teksten en nog verdere aanscherping daardoor van zijn denkbeelden.
  2. Het Internet was daar. En het Internet ‘ontvert’ zoals Jason het noemt. Het brengt dingen dichtbij die ver weg zijn. Je kunt bij wijze van spreken via Internet nu 24×7 volgen wat er in Syrië gebeurt.

Afbeelding: : Een Hofstadgroep-verdachte Jason W. arriveert bij de Bunker in Amsterdam  om de strafeisen van de aanklagers te horen. Bron: ANP

Het internet was een katalysator in de verdere studie van de leer en geschriften van de islam. En, zo stelt Jason, de stap van radicale islam naar het toepassen van geweld is een volstrekt natuurlijke stap, niet alleen vervat in de teksten, maar in het DNA van islam. Strijd zit in de islam als traditie. Mohammed was een staatsman op zoek naar expansie van zijn rijk. Jezus had geen macht dus probeerde geloof los te maken van politiek en macht. Een fundamenteel ander uitgangspunt, aldus Jason. Op zeer eloquente wijze licht hij verder toe hoe op basis van de leer en geschriften radicale jongeren uiteindelijk kiezen voor jihad: het toepassen van geweld teneinde de perfect Islamitische wereld te creëren.

De dagvoorzitter geeft aan dat er nog 5 minuten zijn. Maar Jason zit nog maar op de helft. Hij vertelt over zijn tijd in de gevangenis en hoe eigenlijk door verveling hij de werken van filosofen gaat lezen als Plato en Nietzsche, waarbij vooral de eerste zijn perspectief verandert. En uiteindelijk hem er toe brengt dat hij de islam de rug toekeert.

Wat leert zijn verhaal ons?

Dat geradicaliseerde jongeren niet persé vanaf geboorte een islamitische opvoeding genoten hebben? Dat pubers met existentiële vragen intellectuele voldoening zoeken? Of dat er geen geijkt patroon is voor jongeren die vatbaar zijn voor radicalisering? En sterker, voor het aanzetten tot geweld?

Jason wilde zich thuis voelen in de wereld. Welke puber niet?

Ik hoor onze chief data scientist al zeggen: N is 1…

Door de ogen van een relativerende wetenschapper: Frank Bovenkerk

Afbeelding: Frank Bovenkerk. Bron: socialevraagstukken.nl

Na het persoonlijke verhaal van Jason komt Frank Bovenkerk aan het woord. Bovenkerk is cultureel antropoloog en criminoloog en voormalig hoogleraar radicalisering aan de Universiteit van Amsterdam. Hij begint licht polemisch, zoals veel wetenschappers eigen is, door te stellen dat er geen grotere tegenstelling denkbaar is met de vorige spreker. Een compliment aan de organisatie!

Bovenkerk begint aan zijn grote relativering van het vraagstuk. Er is in Nederland al 40 jaar geen grote serieuze terroristische aanslag geweest, stelt hij. Wel wat extremistische groeperingen met neigingen, maar nooit echt met impact. Wat aardig is dat Bovenkerk radicalisering breder trekt en extreemlinks en extreemrechts benoemt als voorbeelden van radicaal gedachtegoed.

Waarop doelt Bovenkerk dan als hij het heeft over terrorisme in Nederland 40 jaar geleden? De Molukse acties. Hij somt op: 63 terroristen, 388 willekeurige burgers gegijzeld en 14 doden (8 burgers en 6 kapers).

In eerste instantie sprak niemand van terroristen. Er was zelfs wel begrip voor de motieven van de kapers. Wat Bovenkerk wil betogen: de definitie van terrorisme is vaak een politieke keuze.

‘One man’s terrorist, is another man’s freedom fighter’

OK, de definitie van terrorisme lijkt diffuus. Bovenkerk stelt dat daden spectaculair moeten zijn om vrees en angst aan te jagen (en dus niet noodzakelijk een groot aantal slachtoffers). Zie hier zijn punt: het valt allemaal wel mee met terrorisme en impact.

Bezorgdheid, alertheid en mijdgedrag van volwassenen in verband met terroristische dreiging. Bron: CBS

En hij komt op stoom, zeker voor mij als data specialist. Van alle doden in Nederland met een niet-natuurlijke doodsoorzaak, presenteert hij het volgende overzicht:

  • 1900 mensen pleegden zelfmoord
  • 646 doden door ongelukjes in en om het huis
  • 623 dodelijke verkeersslachtoffers
  • 132 doden door moord en doodslag

Meer reden voor angst voor dat soort veiligheidsincidenten dan voor terrorisme, aldus Bovenkerk. Overigens lijken de cijfers van het CBS een iets ander beeld te schetsen, maar inderdaad geen doden door terrorisme. Wat Bovenkerk maar wil zeggen, we moeten de risico’s op terrorisme relativeren.

Dan gaat hij in op de volgende vraag: hoe komt het dat sommige radicalen van mening veranderen? Hij geeft er twee:

  1. De idealen worden niet opgegeven, maar de strijdmethode verandert
  2. Men laat de idealen varen.

Bovenkerk heeft kwalitatief onderzoek gedaan bij Molukkers. Nadat ze uit gevangenis kwamen bleven de idealen intact, maar werd geweld afgezworen. Hoe dat kwam? Vooral de rol van de Molukse gemeenschap, het eerste geweld werd nog wel geaccepteerd, maar daarna niet meer. Groepsdruk dus.

En hij komt ook nog even terug op de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh. Bovenkerk stelt: dit waren politieke moorden en geen terrorisme. Hij noemt daarbij een definitie van terrorisme:

‘Geweld tegen goederen of personen door kleine groepen of individuen in naam van een ideologie, godsdienst of overtuiging waarbij het slachtofferschap toevallig is, teneinde angst te zaaien.’

De gedachte daarbij is dat de groep (de bevolking) bang wordt vanuit het idee: dit kan ons ook overkomen.

Niet het geval bij Fortuyn of Van Gogh, dixit Bovenkerk.

En hij gooit er een schepje bovenop: terroristen bereiken zelden hun doel. Het enige succesvolle voorbeeld dat hij kan bedenken zijn de Watergeuzen tijdens de Tachtigjarige Oorlog.

Bovenkerk gaat verder. Zijn er verschillen tussen links-/rechts extremisme, dierenactivisme en moslimterreur? Ja zeker:

  1. Islamitische terroristen gebruiken zelfmoord als middel tot geweld. Ze zijn bereid te sterven voor hun ideaal.
  2. Het internationale karakter van moslim terreur. Dat maakt het lastig aan te pakken, want dat vraagt om internationale samenwerking.

Er is weinig wetenschappelijk materiaal over moslimterrorisme uit de eerste hand. Anne Speckhard (Ph.D.) is de enige wetenschapper die Bovenkerk kan noemen. Speckhard heeft veel terroristen (die het hebben overleefd) geïnterviewd. Wat verbindt deze mensen, wat hebben ze gemeenschappelijk? Hoe kunnen we deze mensen herkennen? Ook zij komt niet tot een eensluidend patroon.

Bovenkerk noemt de koning Marokko die veiligheidsdiensten opdracht gaf om mannen met baarden in de gaten houden. Maar daarna gingen mensen zich scheren. Witte jurken dan? Bovenkerk wil maar zeggen: uiterlijke kenmerken zijn lastig.

Is er dan psychologisch profiel te maken? Bovenkerk noemt een Israëlisch onderzoeksbureau dat uitgaat van gedrag en niet uiterlijke kenmerken. Maar oordeelt dat dit nog onvoldoende wetenschappelijke basis heeft.

‘Het uiterlijk of gedrag van radicalen is lastig in een profiel te vatten’

Zelfmoordterrorisme is lastig wetenschappelijk te vatten. Laten we dus kijken hoe we de voedingsbodem aan kunnen pakken (radicalisering). Al snel komt dan de term ‘de-radicaliseren’ naar boven. Bovenkerk heeft veel ‘de-radicaliseringsprojecten’ onderzocht, maar daar moet je het volgens hem niet in zoeken. De ‘Dutch approach’ (red: kopjes thee drinken?) heeft niet aantoonbaar iets opgeleverd.

Wijkagenten of geheim agenten? Wijkagenten zouden in de haarvaten van de wijk zitten. Maar hoeveel geradicaliseerde jongeren ken je nou echt? Soms twee, hooguit drie. Over het algemeen gelooft hij niet in de ‘haarvaten theorie’.

En dan als uitsmijter: de rol van gemeenten in dit speelveld? Tja, de wethouder of burgemeester moet natuurlijk aan kunnen tonen dat hij zijn best heeft gedaan als het misgaat. Maar effectief?

Wat leert zijn verhaal ons?

Dat het aantal doden door terreur in Nederland zeer beperkt is. Maar misschien doen we dan iets goed? Dat de radicaal die bereid is om over te gaan tot geweld niet makkelijk terug te brengen is tot een set aan uiterlijke kenmerken of gedragskenmerken. En dat de oplossing lijkt te liggen in de gemeenschap waar de radicale jongere zich bevindt.

Door de ogen van de optimistische wetenschapper: Stijn Sieckelinck

Afbeelding:Stijn Sieckelinkc. Bron https://www.tertio.be

Stijn Sieckelinck is als onderzoeker verbonden aan het Institute for Societal Resilience aan de Vrije Universiteit Amsterdam en aan McGill University (Montreal). In tegenstelling tot Bovenkerk zit Sieckelinck in een andere modus. Wat kunnen we er aan doen? Hij heeft hier een aanpak op bedacht die hij ‘re-radicaliserren’ noemt. De premisse van Sieckelinck: radicalisme is niet het probleem, maar geweld is het probleem. Veelal is de aanpak erop gericht om het radicale gedachtegoed te bestrijden. Maar stelt hij: radicaliseren betekent dat iemand weigert de samenleving te accepteren en is dat niet bij veel pubers het geval?

Tot nu toe is het antwoord geweest: de-radicaliseren. Vaak middels mooie programma’s. Maar zo lijkt Sieckelinck de vorige spreker gelijk te geven: dat werkt onvoldoende. Tot nu toe kennen we twee strategieën:

  1. Repressie, politie veiligheid (rechts)
  2. Integratie, preventie (links)

Natuurlijk een goede veiligheidsstrategie is nodig met zaken als surveillance en handhaving maar ook preventie moet daarnaast een plek krijgen. Een sociale strategie zoals hij dat noemt. Het is zoeken naar de juiste schaal, want overreactie in de veiligheidsstrategie is ‘fuel’ voor radicalisering.

Maar zo stelt hij:

‘Complexe problemen kennen geen eenvoudige oplossingen.’

Sieckelinck zoekt de oplossing in het concept ‘wortels en vleugels’ van Janusz Korczak, een Poolse kinderarts, pedagoog en kinderboekenschrijver, Wortels vertaalt naar het Latijn betekent ‘radices’ (of radix in enkelvoud). Mensen die opgroeien in probleemwijken of in probleemgezinnen hebben vaak een gebrek aan wortels, verbinding en houvast. En juist dat brengt risico op radicalisering met zich mee. Maar er is meer nodig. Iets dat het hen vleugels geeft in hun extremisme om te kunnen ontsnappen aan hun lot (red: het verhaal van Jason Walters lijkt dit te ondersteunen).

Hiervoor heeft hij een concept ontwikkeld dat hij ‘re-radicaliseren’ noemt. Ga uit van de leefwereld van de adolescent en probeer hem niet iets ‘af te leren’ maar reik instrumenten aan om ermee om te gaan.

Afbeelding: verschillende uitgangspunten re- en de-radicaliseren

Sieckelinck herhaalt nog maar eens: er zijn geen typische antwoorden op een a-typisch probleem.

Wat leert zijn verhaal ons?

Wat blijft hangen is de bevestiging dat we het hier hebben over wat in design thinking een ‘wicked problem’ wordt genoemd. En zoals jullie weten combineren we design thinking en data science als middel om maatschappelijke vraagstukken op te lossen. Mooi dat Sieckelinck anders probeert te denken en naar wat het lijkt een experiment doet. Benieuwd of gevalideerd leren hier ook wordt toegepast. Ofwel: hoe weten we of wat we bedacht hebben ook echt werkt of niet?

Door de ogen van de jurist: Lucien Stöpler en Yolanda Rechter

In de middag zijn er parallelle workshops over een breed scala aan onderwerpen. In het programmaboekje speuren we naar voorbeelden van de inzet van data-analyse. Maar helaas geen voorbeelden of praktijkcases te vinden. Wel zijn er workshops die ingaan op de vraag: welke informatie mogen we uitwisselen en welke juridische middelen en of beperkingen zijn er?

Privacy als excuus om niet samen te werken

Lucien Stöpler heeft een politie-achtergrond waar hij bij de inlichtingendienst informatie verzamelde over terrorisme en ondermijnende criminaliteit. Nu adviseert Lucien vanuit zijn eigen bedrijf Justice In Practice overheden. Volgens Lucien ligt de oplossing in samenwerken en het opbouwen van steeds grotere netwerken. Mensen die goed geïnformeerd zijn over risico’s én vanuit hun rol daar iets aan kunnen doen geven de veiligheid aantoonbaar een impuls, zo lezen we ook op zijn website.

Lucien laat met een filmpje zien van een interview met een Poolse jongen die naar Parijs vertrok en uiteindelijk in Londen terecht kwam, waar hij dakloos werd, radicaliseerde en bereid was voor de profeet te sterven. Zijn conclusie: het is vrijwel onmogelijk om dit soort jongens ‘uit een database te halen’. Het is zoeken naar een speld in hooiberg.’

Maar wellicht wel als je het netwerk eromheen activeert. Met ketenpartners, maar bijvoorbeeld ook met burgers. Maar welke informatie wil je met je netwerk delen en hoe doe je dat dan? Lucien wijst op de AVG waarin kaders zijn bepaald over de uitwisseling van persoonsgegevens. Lucien komt met een soort checklist die we ook kennen uit onze samenwerking met de gemeente Zaanstad:

1. Gaat het om persoonsgegevens?
2. Waarom wil je dat? (doel)
3. Welke gegevens heb je dan nodig?
4. Wie is eigenaar data?
5. Hoe houden we verspreiding onder controle? (beveiliging)

Hij stelt: de wetgever heeft met opzet ruimte geboden. Neem die ruimte dan ook! (red. lees ook Lucien’s blog: ‘Privacy als excuus om niet samen te werken’)

‘Er is meer mogelijk binnen de wettelijke kaders als het gaat om het verwerken en delen van data. Het is een kwestie van goed organiseren.’

Radicalisering en de rol van de burgemeester

Yolanda Rechter is juridisch adviseur en hoofddocent Wet en Regelgeving Openbare Orde en Veiligheid bij het Studiecentrum Bedrijf & Overheid. Zij gaat vanuit juridisch perspectief in op de vraag: wat is de rol van de gemeente en wat kan en mag een burgemeester als het gaat om radicalisering?

Yolanda houdt het tempo erin en laat ons niet achterover hangen. We worden overhoord als het gaat om onze kennis van het recht. Haar boodschap: er zit een logische gedachte achter de wettelijke kaders! Denk dus gewoon na!

We beginnen bij de vraag: hoort radicalisering eigenlijk wel op het bordje van de burgemeester? Waar gaat die eigenlijk over? Antwoord: openbare orde in de gemeente. Is radicalisering een openbare orde vraagstuk? De wet geeft eigenlijk geen definitie voor openbare orde waarmee de burgemeester dit deels zelf kan invullen. Radicalisering kan worden aangepakt met begrippen als ‘verstoring’ van de openbare orde. Of in ieder geval dreiging daarvan, want het wordt pas een issue als de radicaal overgaat tot het gebruik van geweld. En zie daar de spagaat: als je wacht tot die dat doet ben je te laat.

‘Als je wacht tot de radicaal overgaat tot geweld ben je te laat.’

Wat voor middelen heeft de burgemeester eigenlijk? Opsporing hoort in het strafrecht en dus bij OM en politie. Maar de burgemeester kan als onderdeel van de ‘driehoek’ wel degelijk ‘het oliemannetje’ zijn. En bijvoorbeeld signalen doorgeven aan inlichtingendiensten en de minister van Justitie & Veiligheid die bijvoorbeeld uitreisverboden op kan leggen. En betoogt Yolanda, we vergeten nogal eens dat burgemeesters in geval van nood zelfstandig (en dus niet als lid van het college) besluiten kan nemen. En ook dat die besluiten direct van kracht zijn ook al kunnen ze later worden teruggedraaid met de reguliere bezwaar- en beroepsmogelijkheden die het bestuursrecht biedt.

Conclusie: de burgemeester heeft een verantwoordelijkheid om de openbare orde in zijn gemeente te bewaken en de middelen om dit te doen. Maar belangrijker nog is zijn rol als smeerolie tussen diverse diensten en instanties. En ‘last but not least’ is de gemeente beter dan wie ook geëquipeerd om voeling te houden op lokaal niveau.

Door de ogen van de data specialist

En zo komen we aan het einde van dit congres. Wat hebben we geleerd? Zijn de vragen beantwoord waarmee we vanochtend vroeg op pad zijn gegaan. Deels wel. Hier mijn belangrijkste ’take aways’, vanuit ons perspectief als data science specialisten:

  • Radicalisering en terrorisme zijn lastig te definiëren en ‘vast te pakken’. Er lijkt ook geen vast patroon te zijn op basis waarvan je het risico op radicalisering kan omzetten in bijvoorbeeld een algoritme. Er lijkt ook geen bewezen aanpak te zijn die helpt bij het voorkomen van radicalisering.
  • Radicalisering kan worden geduid als een ‘wicked problem’ waarbij design thinking kan helpen om stappen te kunnen zetten in de richting van een oplossing. Onze Design Sprint methode is bij uitstek geschikt om niet-lineaire oplossingen te bedenken en te valideren.
  • Er is wel degelijk ruimte in wet- en regelgeving, ook de AVG, om data te verzamelen, te analyseren en uit te wisselen. Je moet het alleen goed organiseren.
  • De gemeente en de burgemeester kan wel degelijk een rol spelen bij dit vraagstuk. Wettelijke ruimte en instrumenten zijn beschikbaar. Ook als verbinder tussen instellingen en als luisterend oor dichtbij burgers.
  • And last but not least: de toepassingen om deze met data-analyse te ondersteunen zijn niet aan bod gekomen. Het beeld ontstaat dat die er niet zijn, zeker niet voor gemeenten. Een kans?

Wellicht dat we volgend jaar terugkomen maar dan samen met een gemeente om een toepassing voor data-analyse te presenteren. Onze oplossing voor data-analyse bij ondermijning lijkt hiervoor aanknopingspunten te bieden. Wie durft?