Hoe AI informatiebeheer en dienstverlening bij de overheid gaat veranderen

‘Hey Google! Ik wil graag mijn parkeervergunning verlengen!’  Google Assistant en Amazon Alexa zijn wereldwijd de twee meest populaire digitale assistenten van dit moment. Inmiddels heeft al meer dan 1 op de 5 huishoudens in de VS een van beiden in huis[1]. Het zijn voorbeelden van de toepassing van ‘artificial intelligence’ (AI) en ‘big data’. Met name Google zet razendsnel stappen om op steeds ‘natuurlijker’ wijze via spraak te communiceren. Bijna alsof je met een mens praat. Bijna, want het verlengen van bijvoorbeeld je parkeervergunning is er nog niet bij, maar wat is er op dit moment wel mogelijk? En welke kansen biedt dat voor de overheid en informatiebeheer en dienstverlening in het bijzonder?  En in het verlengde daarvan voor de zaaksystemen die door veel overheden worden gebruikt?

Artificial intelligence (AI), of kunstmatige intelligentie in goed Nederlands, is niet nieuw. De discipline wordt al decennialang bestudeerd in de wetenschappelijke wereld en relatief eenvoudige toepassingen zijn wijdverspreid. De laatste jaren doen steeds meer geavanceerde toepassingen hun intrede. Dit heeft twee oorzaken:

  1. De toegenomen rekenkracht en capaciteit van computersystemen en de mogelijkheid om die aan elkaar te verbinden (cloud).
  2. De explosie van data door de oprukkende digitalisering en devices die data genereren (o.a. smartphones, Internet of Things).

De combinatie van deze databerg, veel rekenkracht en slimme algoritmes zorgen ervoor dat computers steeds slimmer worden en taken kunnen uitvoeren die tot voor kort niet mogelijk waren.

Foto credits: Franki Chamaki via unsplash.com

Van machine learning naar deep learning

Een bekende vorm van AI is Machine Learning (ML). Machine Learning is een vorm van AI die probeert computers nieuwe stappen te leren zonder dat deze expliciet zijn geprogrammeerd. Denk bijvoorbeeld aan Netflix die je suggesties doet voor nieuwe series waarvan het denkt dat jij die leuk vindt. Op zich een mooie stap maar bij lange na nog niet ‘hoog intelligent’. De laatste jaren is er echter een nieuwe loot aan de stam van AI ontsproten: deep learning. Deep Learning (DL), of kunstmatige neurale netwerken, zijn succesvol toegepast op gebieden als beeldherkenning, spraakherkenning en natuurlijke taalverwerking. Het voert te ver om de techniek hier uit te leggen, maar het komt erop neer dat de algoritmes zichzelf trainen zonder menselijke tussenkomst en hiermee weer een stuk intelligenter zijn.

Wat betekent dit voor het zaaksysteem?

Als ontwikkelaar van zaaksystemen zijn deze ontwikkelingen voor Circle Software aanleiding geweest om na te denken over de vraag: welke toepassingen van AI kunnen helpen om het zaaksysteem nog beter of slimmer te maken op zo’n manier dat het concrete waarde toevoegt voor de gebruikers en de organisatie?

Voordat we deze vraag kunnen beantwoorden is het goed om ons af te vragen wat ook alweer het doel van zaaksystemen is. We maken hierbij onderscheidt naar 3 gebieden:

  • Informatiebeheer: het zaaksysteem moet helpen bij een goed geordend en toegankelijk archief.
  • Bedrijfsvoering: het zaaksysteem moet de werkprocessen in de organisatie en binnen de keten ondersteunen zodat mensen efficiënter kunnen werken en de afhandeling van zaken kunnen bewaken.
  • Dienstverlening: het zaaksysteem moet de klant helpen bij het doen van transacties.

Op welke manieren zou AI hierin een bijdrage kunnen leveren? Zonder een uitputtende lijst op te willen leveren, zien we een aantal toepassingen waarmee we het zaaksysteem van de volgende generatie kunnen bouwen. We zoeken daarbij vooral naar mogelijkheden die het leven van gebruikers (zowel de professional als de klant) makkelijker maakt en die ook realistisch zijn voor realisatie op korte termijn.

AI voor informatiebeheer

Vroeger was informatiebeheer een stuk eenvoudiger. Het goed geordende en toegankelijke archief werd bereikt door aan de voorkant en aan de achterkant van de organisatie papieren informatie op te vangen en te registreren. Met digitalisering werd dit steeds lastiger. Er ontstonden steeds meer verschillende kanalen en verschijningsvormen van informatie en informatie kon niet meer aan de voorkant worden afgevangen. De oplossing was het DMS en later het zaaksysteem waarmee gebruikers zelf de registratie van documenten moesten doen en zelf hun dossiers moesten vormen. Ondanks de toename in gebruikersvriendelijkheid van moderne zaaksystemen blijft dit een achilleshiel: gebruikers vinden dit lastig want het kost tijd en leidt tot frustratie. AI kan deze handelingen prima overnemen. Zeker met deep learning is het herkennen van tekst (en zelfs plaatjes en video) en deze vervolgens betekenis geven geen ‘rocket science’ meer.

AI in het werkproces

Het zaaksysteem heeft als belangrijke functie om gebruikers te ondersteunen bij het afhandelen van hun werk en zicht houden op deadlines en termijnen. De mogelijkheden voor de toepassing van AI lijken hier schier oneindig. Denk bijvoorbeeld aan het geautomatiseerd uitvoeren van handelingen in het proces waardoor de doorlooptijd kan worden verkort. Denk aan het beoordelen van vergunningsaanvragen waarbij AI op basis van data-analyse een suggestie kan doen voor beoordeling. Geen besluit, maar een advies aan de expert, of op z’n minst het verzamelen van context. Want hier stuiten we direct op een risico: hoe kan de overheid verantwoording afleggen over haar besluiten als deze door complexe algoritmes is genomen?

AI voor dienstverlening

Een belangrijke taak voor zaaksystemen is het ondersteunen van dienstverlening. Het idee: de klant of burger kiest het communicatiekanaal (web, telefoon, etc.) en kan vervolgens de afhandeling volgen à la Amazon of Bol.com. Maar hoe modern is je dienstverlening eigenlijk als je tegen een klant zegt: je moet naar mijn website en een formulier invullen? Kan dat niet beter en moderner?  Dat je, zoals met Amazon Echo of Google Home (‘Hey Google, order a pepperoni pizza for me’) op basis van spraak je zaken met de gemeente regelt! De ontwikkeling van deze technologie gaat hard. Kijk ook eens naar het filmpje van VNG Realisatie getiteld ‘Frontoffice van de toekomst’. Een aardige weergave hoe het zou kunnen zijn en AI is nodig om dit te realiseren.

Een voorbeeld uit de praktijk

Op basis van het voorgaande is zaaksysteem leverancier Circle Software gestart met het concreet ontwikkelen van AI-toepassingen voor haar zaaksysteem Djuma. Onder de noemer Djumalytics is zij begonnen met de inzet van AI voor informatiebeheer. In de eerste helft van 2018 is een prototype ontwikkeld om documenten (in alle verschijningsvormen) te analyseren en automatisch te classificeren. Gebruikers kunnen een bestand in Djuma ‘slepen’ en Djumalytics koppelt het document aan een nieuwe zaak inclusief zaaktype en persoon of bedrijf (subject) of voegt het bestand toe aan een bestaande zaak.

Screenshot Djumalytics Autoclassificatie met overzicht van automatisch geanalyseerde documenten

Voor de analyse wordt Deep Learning technologie gebruikt (o.a. Tensorflow van Google). Het systeem traint zichzelf maar leert ook door feedback van gebruikers. Als het systeem het niet zeker weet dan geeft het suggesties zodat de gebruiker het systeem kan helpen. En hiervan zal het systeem weer leren.

Bij de ontwikkeling van het prototype is aangetoond dat herkenning en directe registratie van meer dan 75% van alle documenten kan worden bereikt (op basis van een testdatabase van 5.000 documenten). En dit is dus maar het begin, want herkenningspercentages zullen alleen maar stijgen al naar gelang het gebruik. Inmiddels hebben meerdere gemeenten aangegeven ermee aan de slag te gaan, zodat het prototype momenteel wordt omgezet in een uitleverbare oplossing, die begin 2019 beschikbaar zal komen.

Op zich zijn er al voorbeelden van herkenning van documenten door software (denk aan slimme scansoftware) echter deze worden vaak alleen voor ingekomen post gebruikt. Djumalytics Autoclassificatie is volledig geïntegreerd in het zaaksysteem en ondersteunt behandelaars ook voor het toevoegen van e-mails en social media conversaties gedurende het proces. Daarnaast is de technologie goedkoper en veel meer geavanceerd (zelflerend).

De volgende stap AI in het frontoffice

Met Autoclassificatie is de basis gelegd. Voor de volgende stap willen we kijken naar het frontoffice. Met de video van VNG Realisatie als wenkend perspectief. Mogelijk dat we als tussenstap zullen onderzoeken hoe we de frontoffice medewerker kunnen ontlasten in het Klant Contact Centrum. Analyse van hun werkzaamheden kan bijdragen aan het fijn slijpen en trainen van de algoritmes om ze vervolgens in te zetten via andere kanalen als website, apps etc.

Conclusie

De ontwikkelingen in AI gaan hard. Door technologie als deep learning zetten we grote stappen naar intelligentere systemen die gebruikers beter gaan ondersteunen. En dat zou ook het uitgangspunt moeten zijn: mensen helpen en niet op alle fronten vervangen. Alleen al vanuit het perspectief van verantwoording moet de overheid kunnen aantonen op welke gronden besluiten zijn genomen. Dit vraagt aan ontwikkelaars en ontwerpers een helder ethisch kader waarbinnen ze toepassingen ontwikkelen. Maar dat we aan de vooravond staan van grote veranderingen, ook in de wereld van zaaksystemen, staat voorop. Bent u er klaar voor?

Dit blog is eerder als artikel gepubliceerd in de januari editie van het digitale magazine Overheidsdocumentatie Online. 

Zie ook

[1] ‘Google & Amazon: concurrerende titanen op de search-markt’, Artikel Frankwatching, 19 juni 2018 https://www.frankwatching.com/archive/2018/06/19/google-amazon-concurrerende-titanen-op-de-search-markt/

 

Een aanpak voor veilige en vitale vakantieparken

De symboliek ontging mij niet: de ‘kathedraal’ verpakt als bunker in het hart van misschien wel het mooiste stukje Nederland: de Veluwe. Waar anders dan hier in Radio Kootwijk wordt de Vakantieparken Top gehouden georganiseerd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Shintō Labs was bij deze top aanwezig samen met Henk Ferwerda van Bureau Beke waarmee we een samenwerking zijn gestart om criminologische kennis en data science software te combineren om sociaal-maatschappelijke problemen aan te pakken. We waren hier in het bijzonder om onze nieuwe Monitor Vitale Vakantieparken te presenteren. Binnenkort organiseren we een webinar om dit verder uit te diepen. Een verslag van de top.

Pareto-principe in Vakantieparken-land

Voor wie Pareto’s principe niet kent, zal de ’80/20′ regel wellicht bekender in de oren klinken. In de context van vakantieparken bleek dat ook het merendeel van de klachten en ongeregeldheden in een beperkt deel van de parken plaatsvindt. Meer specifiek is uit onderzoek van Bureau Beke gebleken dat 76% van de vakantieparken het redelijk goed tot en met fantastisch doen. Daar staat tegenover dat 18% van de parken extra aandacht vraagt en op 6% er sprake is van stevige leefbaarheids- en veiligheidsproblemen. Een veel gehoorde klacht van vakantieparkenhouders was de overwegend negatieve berichtgeving over vakantieparken en de stigmatiserende werking daarvan. Niet ieder park heeft last van ondermijning en criminaliteit, maar dat lijkt wel de enige conclusie die je vaak in de media hoort en leest.

Minister Kajsa Ollongren spreekt de aanwezigen van de Vakantieparken Top toe.

Integrale aanpak vakantieparken

Bea Schouten, gedeputeerde van de provincie Gelderland, benadrukte het belang van een integrale aanpak voor die parken met het programma Vitale Vakantieparken. Een innovatieve manier van werken is ontwikkeld om niet alleen beleid en plannen te maken, maar ook om dingen te doen. Als voorbeeld noemde ze de Ontwikkelmaatschappij – een fonds en bedrijf om het vraagstuk op te pakken en actief te ontwikkelen. Er is dus kennis, ondersteuning en budget beschikbaar om vakantieparken te ondersteunen, met als doel om in 2023 ‘normale situaties’ op de parken te hebben.

De belangrijkste succesfactor: samenwerking met alle partijen en doorzetten. Dit kan alleen met betrokkenheid en inzet van de ondernemers waarbij een integrale aanpak cruciaal is.

Actie-agenda vakantieparken

Vakantieparken- dat klinkt vooral heel gezellig en dat zou ook zo moeten zijn – aldus Minister Kajsa Ollongren. Ze was hier om haar betoog te houden over zorg en aandacht voor die parken die dat nodig hebben en de Actie-agenda Vakantieparken namens de rijksoverheid te ondertekenen.

“Maar het onderzoek is ook aanleiding tot zorg en aandacht” ging ze eufemistisch verder. “We zien dat er steeds meer kwetsbare mensen op vakantieparken gaan wonen. Van gescheiden mensen, ouderen, arbeidsmigranten maar ook mensen die onder de radar willen blijven”. Voor eigenaren van vakantieparken, waarbij de financiële problemen hoog genoeg oplopen, is de verleiding groot om op andere manieren inkomsten te genereren. Criminele activiteiten, hennepteelt, prostitutie, uitbuiting, witwassen en andere vormen van illegaliteit steken dan de kop op, lijkt het beeld te zijn. Als dat eenmaal zijn intrede heeft gedaan is het bovendien heel lastig om weer terug te gaan naar de originele doelstelling terug te keren: een gezond vakantiepark vol recreatie, plezier en gezond ondernemerschap.

Minister Kajsa Ollongren ondertekent de Actie Agenda Vakantieparken

Verschillende stakeholders

Maar het aanpakken van vakantieparken die zich niet aan de regels houden is lastig. De Actie-agenda vakantieparken is gericht op een aantal kernvragen:

  • Hoe vinden we passende oplossingen voor de probleemgevallen?
  • Hoe voorkomen we dat nieuwe parken in de problemen komen?
  • Hoe kunnen we in de toekomst maatschappelijke functies en vakantieparken combineren?

De boodschap is duidelijk: er is budget beschikbaar voor gemeentes en provincies om pilots te doen en projecten op te pakken. Ook vanuit het ondermijningsfonds is er budget beschikbaar om samen te werken en deze problematiek aan te pakken. Bij heel veel vakantieparken gaat het goed. Maar we hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid om de parken die flink buiten de lijntjes kleuren en extra aandacht nodig hebben aan te pakken. De eerste stap volgens de experts aan het tafelgesprek is het maken van een goede beschrijvende analyse: zorg dat je de parken in beeld hebt.

Monitor Vitale Vakantieparken

Tijdens de break hebben Shintō Labs en Bureau Beke hun Monitor Vitale Vakantieparken gepresenteerd. Achtergrond van dit traject was dat in het najaar van 2017 Bureau Beke samen met een aantal gemeenten op de Noord-Veluwe gestart is met de ontwikkeling van een Monitor Vitale Vakantieparken (MVV) als onderdeel van het Programma Vitale Vakantieparken. Het doel van de monitor is om gemeenten en het programma inzicht te geven in het verloop van de aanpak en de kwaliteit van de ruim 500 parken.

dr. Henk Ferwerda van Bureau Beke licht de Monitor Vitale Vakantieparken toe tijdens de Vakantieparken Top

Henk vertelde geïnteresseerden het onderzoek dat op basis van bestaande monitoren, literatuur- en deskresearch geleid heeft tot een selectie van relevante indicatoren, waar onder andere rekening gehouden is met beschikbaarheid van data en de herhaalbaarheid. Shintō Labs heeft dit vervolgens omgezet in een bruikbare en toegankelijke applicatie waarmee gemeentes en provincies direct inzicht kunnen krijgen hoe het er met de parken er voor staat aan de hand van de belangrijkste indicatoren. De Monitor Vitale vakantieparken geeft op parkniveau een overall kwaliteitsoordeel (groen, oranje en rood). Dit kwaliteitsoordeel is opgebouwd uit 5 dimensies met daarbinnen 14 indicatoren. Om parken met elkaar te kunnen vergelijken worden indicatoren waar nodig gerelateerd aan de parkoppervlakte.

De dimensies zijn:

  • Situatie van eigenaren, waarbij we bijvoorbeeld kijken naar het aantal eigenaren op een park.
  • Economisch, waarbij gekeken wordt naar het aantal transacties (koop en verkoop) van verblijfsobjecten.
  • Sociale situatie, waarbij aandacht voor bijvoorbeeld het aantal leerplichtzaken en schuldsaneringen.
  • Criminaliteit, met aandacht voor onder andere het aantal en de aard van de incidenten.
  • Brandveiligheid, waarbij uitgevoerde controles of adviezen voorbeelden van indicatoren zijn.

De indicatoren die we gebruiken zijn voor ieder park in Nederland beschikbaar en kunnen periodiek opnieuw verzameld worden zonder onderzoek uit te voeren. Henk en Jurriaan geven binnenkort een webinar waarin uitgebreid wordt ingegaan op de werking van de monitor en de analyses.

Screenshot van de Monitor Vitale Vakantieparken

Indicatoren van criminaliteit en ondermijning in vakantieparken

Bij de break-out sessie zaten wij ingedeeld bij het thema ‘Veiligheid’, waarbij Gijs van Poppel in een interactieve werkvorm hun gereedschap namens het RIEC wilde verbeteren met kennis. Voor wie het RIEC niet kent: de overheid heeft tien Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC’s) en het Landelijk Informatie en Expertise Centrum (LIEC) opgericht met als doel: de bestrijding van ondermijnende criminaliteit. Ze verbinden informatie, expertise en krachten van de verschillende overheidsinstanties. Daarnaast stimuleren en ondersteunen de RIEC’s en het LIEC de publiek-private samenwerking bij de aanpak van ondermijning.

In kleine groepjes werd gediscussieerd over mogelijke indicatoren die een aanwijzing kunnen zijn dat er bij een vakantieparken criminele of ondermijnende activiteiten plaats zou vinden. Het resultaat van deze workshop uit de verschillende groepen was de volgende lijst:

  1. Schoolverzuim van de kinderen. Een belangrijk signaal. Met de leerplicht zouden kinderen op school moeten zitten. Als er kinderen tijdens reguliere schooltijd op het park zijn, zou dat een indicatie kunnen zijn.
  2. Het aantal huizen in eigendom van uitzendbureaus. Mogelijk te vinden vanuit kadaster. Dit zou een indicatie kunnen geven over aanwezigheid van illegale arbeidsmigranten.
  3. Mutaties van het kadaster. Als huizen binnen korte tijd verwisselen van eigenaar zou dat kunnen duiden op een vorm van wit wassen.
  4. Het aantal uitzendbureaus die huren in parken. Zie punt 2. Het heersende idee is dat als uitzendbureaus huizen in parken houden of huren er aanleiding is om eens te kijken. Het voornaamste vermoeden is illegale arbeidsmigranten via deze constructie gefaciliteerd worden.
  5. Postbewegingen. Het aantal en het soort pakketjes kan een indicatie zijn. Een op het oog opvallende indicator. De toelichting van de betreffende groep was:
    1. Het aantal en soort bestellingen (van welk bedrijf wordt er besteld?)
    2. De brieven (komen er blauwe enveloppen? CJIB?)
    3. De Postbode: kunnen de ogen en oren bieden. De burgemeester kan bovendien postbode aanwijzen als toezichthouder(!).
  6. Financiële situatie: zodra het slecht gaat is de kans groot dat er gezocht wordt naar alternatieve inkomstenbronnen.
  7. Aantal eigenaren: zou kunnen duiden op een negatieve invloed op kwaliteit

Ook werd aan het Gijs gevraagd wat voor inzichten wij vanuit het RIEC konden delen wat relevant zou kunnen zijn voor gemeentes, provincies en vakantieparken. De voornaamste bronnen en indicatoren die hij kon delen waren:

  1. Incidenten politie
  2. Aantal BRP inschrijven
  3. Aantal uitkeringen
  4. Komen parken voor op het ondermijningsbeeld

Aanpak Veilige Vakantieparken

Joeri Vig van Het CCV presenteerde aansluitend hun Aanpak Veilige Vakantieparken. Hun aanpak is gericht op Nederlandse vakantieparken met hardnekkige veiligheids- en leefbaarheidsproblemen, zoals relatief onschuldige, maar evengoed vervelende, overlast door dronkenschap en verloedering van huisjes. Maar soms is er zelfs sprake van seksuele uitbuiting, hennepteelt of de opslag van gestolen goederen.

Hun aanpak bestond samengevat uit de volgende 6 stappen:

  1. Er is een signaal (bv: 400 mensen ingeschreven op één huisje)
  2. Zorg dat je het park in beeld krijgt: maak een beschrijvende analyse. Het CCV adviseert hiervoor de methodiek van Bureau Beke.
  3. Zorg dat je de problematiek in beeld krijgt bij dat park. Immers, niet alle parken zijn hetzelfde. De meest voorkomende veiligheidsvraagstukken gaan over de aanwezigheid van mensen die uit het zicht willen blijven, de huisvesting van kwetsbaren en criminele activiteiten op het park.
  4. Wie zijn jouw partners in deze ? Voor een integrale aanpak is het belangrijk om een goed beeld te hebben welke partners het beste aansluiten bij de problematiek. Naast de politie, gemeente, OM, provincie RIEC en RECRON, kunnen ook GGD, GGZ en omgevingsdiensten bijvoorbeeld een rol spelen. Kijk voor een uitgebreide lijst van partners op de site van het CCV.
  5. Welke strategie volg je voor je interventie? Ook daar is een uitputtende lijst met mogelijkheden voor te vinden. Het gaat te ver om ze hier allemaal op te noemen, maar het is goed om te weten dat er een bron van kennis voor handen is om te handelen, zodra het probleem bekend is.

Probleem is en blijft: hoe weten we ‘wat er achter die slagboom’ afspeelt. De laatste tip van Joeri: zorg dat je contact maakt met de mensen op en de eigenaren van de parken. Ook met de ondernemers. En dan bedoelt hij niet alleen de ‘slechte’ parken, maar ook de goede. Uiteindelijk zou de ambitie moeten zijn om samen veilig te willen ondernemen en recreëren.

Relevante links

Whitepapers

Nieuws

Blogs

Webinars

Praktijkcases

Productinformatie

Research

Van ruwe data naar bruikbare intelligence in vier stappen

De overheid is een beleidsmachine. De roep om meer datagestuurd beleid te ontwikkelen klinkt steeds vaker. Enerzijds omdat de mogelijkheden er zijn (technologie) en anderzijds omdat de belofte er is dat de kwaliteit (lees: effectiviteit) van het beleid er beter van wordt. Om datagestuurd beleid te kunnen maken is een goed begrip van uw data cruciaal. In de wereld van handhaving, veiligheid en openbare orde spreekt men vaak van informatiepositie of intelligence: het verzamelen, analyseren en gericht kunnen toepassen van kennis en inzicht ten behoeve van preventie en handhaving. Dat klinkt allemaal prachtig, maar de praktijk is altijd weerbarstiger. Hoe ontsluit je de databronnen en hoe weet je of de kennis die je hebt volledig en actueel is? Vragen die nooit helemaal sluitend te beantwoorden zijn.

Correlatie vs. causaliteit

Het klassieke voorbeeld is het onderscheid tussen correlatie (de statistische samenhang tussen twee grootheden) en causaliteit (het een is een gevolg van het ander). Want hier gaat het nog steeds vaak mis. Ter illustratie het onderstaande voorbeeld waarin een correlatie wordt weergegeven tussen films met Nicholas Cage en het aantal mensen dat overleden is door in een zwembad te vallen.

Afbeelding: onzinnige correlatie. Bron: http://www.tylervigen.com/spurious-correlations

Het voorbeeld toont aan dat je in data overal verbanden kan laten zien. In dit geval is het verband zo belachelijk dat iedereen de onzin snapt. Maar wat als dat nu minder voor de hand ligt? Hoe ga je om met de valkuil om verkeerde conclusies te trekken op basis van ogenschijnlijke en misleidende verbanden?

Van data naar intelligence

Om een goed begrip te krijgen is het van belang om de samenhang tussen (data)objecten inzichtelijk te krijgen. Dat gaat trapsgewijs van data naar informatie naar kennis naar inzicht naar intelligence.

  • Data: Ontsluit de juiste databronnen zodat de dataspecialisten hun werk kunnen doen. Het fundament van iedere vorm van datagestuurd werken.
  • Informatie: Door de data goed te classificeren en te annoteren ontstaat er informatie.
  • Kennis: Met het bundelen van informatie wordt kennis gecreëerd. Met kennis wordt de onderlinge samenhang tussen afzonderlijke informatiepunten duidelijk.
  • Inzicht: Door slim te kijken naar vergaarde kennis kan inzicht ontstaan. Typisch komt dit tot uitdrukking in de vorm van dashboards, rapporten of kaarten.
  • Intelligence: Met netwerkanalyses en het doorrekenen van scenario’s kan je inzicht verheffen tot intelligence, of ‘wisdom’ in de illustratie hieronder. Je begrip overstijgt dan individuele casussen en de onderlinge samenhang wordt duidelijk. Dit geeft je de mogelijkheden om gericht beleid te maken of processen in te richten ter bevordering van de gewenste uitkomst (of preventie van ongewenste uitkomst).

Afbeelding: van data naar begrip. Bron: David Somerville, gebaseerd op Hugh McLeod.

Voorbeeld uit de praktijk

Laten we een voorbeeld nemen ter illustratie

  • Data: Een belangrijke bron binnen een gemeentelijke organisatie is het zaaksysteem. Het goed ontsluiten van deze data (zoals zaken) is in veel casussen van datagedreven werken belangrijk.
  • Informatie: Een zaak uit het zaaksysteem krijgt betekenis door het op de juiste manier te classificeren. Zo is een zaak bijvoorbeeld een vergunningaanvraag wat de mogelijkheid geeft om de zaak door te sturen naar de afdeling vergunningen. Deze informatie is cruciaal voor de afhandeling.
  • Kennis: Met het slim verbinden van informatie kunnen we bijvoorbeeld inzichtelijk krijgen dat deze aanvraag van meneer Janssenis en dat het inmiddels de vierde keer is dat meneer Janssen deze aanvraag gedaan heeft. Bovendien heeft hij al 5 keer gebeldnaar het KCC en is hij 1 x langs gekomen bij de balie om te vragen waarom zijn eerdere vergunningsaanvraag niet geaccepteerd is. Dit geeft de afdeling vergunningverlening de mogelijkheid om te onderzoeken waarom het eerder niet toegekend is en hebben ze betere kennis om de heer Janssen inhoudelijk te woord te staan.
  • Inzicht: Het stapelen van kennis biedt inzicht. We zien bijvoorbeeld dat op de locatie van de vergunningsaanvraag afgelopen jaren verhoudingsgewijs veel activiteiten hebben plaats hebben gevonden, zoals inschrijvingen, uitschrijvingen, starten onderneming, stoppen onderneming, etc. Dat betreft niet alleen de heer Janssen, maar meerdere personen en bedrijven. Als een ‘spies’ worden de verschillende bronnen, informatie en kennis aan elkaar geregen om inzicht te krijgen.
  • Intelligence: De verschillende inzichten kunnen slim gecombineerd worden in een netwerk om een goed begrip te krijgen van de situatie. Zou zouden we kunnen constateren dat de heer Janssen in de afgelopen vijf jaar, 2 keer verhuisd is naar een huis waarvan mevrouw Visscher de eigenaar is, waarvan in drie andere panden recentelijk een hennepkwekerij gevonden is. Ook zijn er op dat adres meerdere personen ingeschreven die op de radar staan bij politie. Bovendien blijken op dat adres meerdere glazenwassers ingeschreven te staan die ogenschijnlijk geen enkele omzet draaien. Een van de personen is een ‘spin in het web’ die met veel relaties tot andere verdachte personen extra in de gaten gehouden wordt. Reden genoeg om op basis hiervan nader onderzoek te doen en mogelijk een ter plaatse onderzoek. Mogelijk sprake van een vorm van ondermijning? 

Community Structure Analysis (CSA)

Het bovenstaande fictieve voorbeeld illustreert hoe je van data stapsgewijs kunt groeien naar intelligence. Een van de methodes die wij hanteren is Community Structure Analysis (CSA) om deelgroepen – of clusters – binnen een gegeven netwerk aan objecten te vinden. In het voorbeeld hieronder is een lijst met (gepseudonimiseerde) individuen inzichtelijk gemaakt met hun onderlinge relaties. Uit de analyse ontstaat een begrip over de structuren, hun onderlinge samenhang en geeft inzicht in welke schakels het meest interessant zijn om te beïnvloeden. Dit is slechts één van de vele analyses die wij op dit moment aan het ontwikkelen zijn in samenwerking met de gemeente Zaanstad en de Technische Universiteit Eindhoven ter bestrijding van ondermijnende criminaliteit en criminele samenwerkingsverbanden.

Afbeelding: voorbeeld van intelligence uit Community Structure Analyse (CSA) – uit de ondermijning applicatie

Geïnteresseerd in onze aanpak?

Meer weten over hoe we netwerkanalyse inzetten bij onze oplossingen? Kijk eens bij de casebeschrijvingen voor Ondermijning of Woonoverlast.  Of neem gewoon contact met ons op!

Relevante links

Whitepapers

Nieuws

Blogs

Webinars

Praktijkcases

Productinformatie

Research

Radicalisering en terrorisme als ‘wicked problem’ voor de overheid

Op uitnodiging van het Studiecentrum voor Bedrijf & Overheid ging ik naar het Congres Radicalisering & Terrorisme in het The Hague Security Delta Campus in Den Haag.  Met open vizier ging ik op zoek naar antwoorden op een aantal vragen.

Hoe groot is het probleem eigenlijk? Hoe voorkom je radicalisering bij jongeren of nog beter het gebruik van geweld? Wat is de positie van gemeenten in dit speelveld? En hoe kun je big data, of een term die ik liever gebruik: data analyse, inzetten om een bijdrage te leveren aan de oplossing van dit probleem?

Door de ogen van een radicaal: Jason W.

De dagvoorzitter Richard Franken, directeur van The Hague Security Delta, kondigde de eerste spreker aan: Jason W. of Walters zoals hij nu gewoon weer heet. Jason is voormalig lid van de Hofstad Groep. Als je immers wil weten wat er om gaat in het hoofd van geradicaliseerde jongeren, dan kun je het maar beter aan een ervaringsdeskundige vragen.

Jason vertelt een erg persoonlijk verhaal. Hoe hij als zoon van een Amerikaanse militair en een Hollandse moeder opgroeit op de Veluwe. Braaf naar de (christelijke) kerk gaat en het goed doet op het atheneum. Hoe hij na de scheiding van zijn ouders in een volkswijk terecht komt en in aanraking komt met jongeren met een islamitische achtergrond.

Hij beschrijft een intelligente jongen, een puber, met de daarbij behorende karakteristieke zoektocht naar wie hij is, wie hij wil zijn en hoe hij zich verhoudt tot de wereld. En vooral de behoefte aan houvast in die zoektocht. Jason komt in aanraking met de islam en ervaart dat als een warm bad. Kerken zijn kil en stil, moskeeën zijn warm en levendig. En vooral, de islam heeft heldere geschriften en een duidelijke leer die hem meer aanknopingspunten bieden bij het beantwoorden van existentiële vragen waar hij als puber mee worstelt, dan de abstracties die hij ervaren heeft in het christendom.

‘De islam heeft heldere geschriften en een duidelijke leer die hem meer houvast bieden bij het beantwoorden van existentiële vragen waar hij als puber mee loopt.’

Maar dat maakte hem nog geen radicale moslim. Wat gebeurde er dan dat dit proces heeft getriggerd? Volgens Jason twee dingen:

  1. Op 9/11 boorde twee vliegtuigen zich in de Twin Towers in New York. Een neef van Jason kwam daarbij om het leven. Wat betekende dit voor hem als moslim? Het leverde een zoektocht op in vele teksten en nog verdere aanscherping daardoor van zijn denkbeelden.
  2. Het Internet was daar. En het Internet ‘ontvert’ zoals Jason het noemt. Het brengt dingen dichtbij die ver weg zijn. Je kunt bij wijze van spreken via Internet nu 24×7 volgen wat er in Syrië gebeurt.

Afbeelding: : Een Hofstadgroep-verdachte Jason W. arriveert bij de Bunker in Amsterdam  om de strafeisen van de aanklagers te horen. Bron: ANP

Het internet was een katalysator in de verdere studie van de leer en geschriften van de islam. En, zo stelt Jason, de stap van radicale islam naar het toepassen van geweld is een volstrekt natuurlijke stap, niet alleen vervat in de teksten, maar in het DNA van islam. Strijd zit in de islam als traditie. Mohammed was een staatsman op zoek naar expansie van zijn rijk. Jezus had geen macht dus probeerde geloof los te maken van politiek en macht. Een fundamenteel ander uitgangspunt, aldus Jason. Op zeer eloquente wijze licht hij verder toe hoe op basis van de leer en geschriften radicale jongeren uiteindelijk kiezen voor jihad: het toepassen van geweld teneinde de perfect Islamitische wereld te creëren.

De dagvoorzitter geeft aan dat er nog 5 minuten zijn. Maar Jason zit nog maar op de helft. Hij vertelt over zijn tijd in de gevangenis en hoe eigenlijk door verveling hij de werken van filosofen gaat lezen als Plato en Nietzsche, waarbij vooral de eerste zijn perspectief verandert. En uiteindelijk hem er toe brengt dat hij de islam de rug toekeert.

Wat leert zijn verhaal ons?

Dat geradicaliseerde jongeren niet persé vanaf geboorte een islamitische opvoeding genoten hebben? Dat pubers met existentiële vragen intellectuele voldoening zoeken? Of dat er geen geijkt patroon is voor jongeren die vatbaar zijn voor radicalisering? En sterker, voor het aanzetten tot geweld?

Jason wilde zich thuis voelen in de wereld. Welke puber niet?

Ik hoor onze chief data scientist al zeggen: N is 1…

Door de ogen van een relativerende wetenschapper: Frank Bovenkerk

Afbeelding: Frank Bovenkerk. Bron: socialevraagstukken.nl

Na het persoonlijke verhaal van Jason komt Frank Bovenkerk aan het woord. Bovenkerk is cultureel antropoloog en criminoloog en voormalig hoogleraar radicalisering aan de Universiteit van Amsterdam. Hij begint licht polemisch, zoals veel wetenschappers eigen is, door te stellen dat er geen grotere tegenstelling denkbaar is met de vorige spreker. Een compliment aan de organisatie!

Bovenkerk begint aan zijn grote relativering van het vraagstuk. Er is in Nederland al 40 jaar geen grote serieuze terroristische aanslag geweest, stelt hij. Wel wat extremistische groeperingen met neigingen, maar nooit echt met impact. Wat aardig is dat Bovenkerk radicalisering breder trekt en extreemlinks en extreemrechts benoemt als voorbeelden van radicaal gedachtegoed.

Waarop doelt Bovenkerk dan als hij het heeft over terrorisme in Nederland 40 jaar geleden? De Molukse acties. Hij somt op: 63 terroristen, 388 willekeurige burgers gegijzeld en 14 doden (8 burgers en 6 kapers).

In eerste instantie sprak niemand van terroristen. Er was zelfs wel begrip voor de motieven van de kapers. Wat Bovenkerk wil betogen: de definitie van terrorisme is vaak een politieke keuze.

‘One man’s terrorist, is another man’s freedom fighter’

OK, de definitie van terrorisme lijkt diffuus. Bovenkerk stelt dat daden spectaculair moeten zijn om vrees en angst aan te jagen (en dus niet noodzakelijk een groot aantal slachtoffers). Zie hier zijn punt: het valt allemaal wel mee met terrorisme en impact.

Bezorgdheid, alertheid en mijdgedrag van volwassenen in verband met terroristische dreiging. Bron: CBS

En hij komt op stoom, zeker voor mij als data specialist. Van alle doden in Nederland met een niet-natuurlijke doodsoorzaak, presenteert hij het volgende overzicht:

  • 1900 mensen pleegden zelfmoord
  • 646 doden door ongelukjes in en om het huis
  • 623 dodelijke verkeersslachtoffers
  • 132 doden door moord en doodslag

Meer reden voor angst voor dat soort veiligheidsincidenten dan voor terrorisme, aldus Bovenkerk. Overigens lijken de cijfers van het CBS een iets ander beeld te schetsen, maar inderdaad geen doden door terrorisme. Wat Bovenkerk maar wil zeggen, we moeten de risico’s op terrorisme relativeren.

Dan gaat hij in op de volgende vraag: hoe komt het dat sommige radicalen van mening veranderen? Hij geeft er twee:

  1. De idealen worden niet opgegeven, maar de strijdmethode verandert
  2. Men laat de idealen varen.

Bovenkerk heeft kwalitatief onderzoek gedaan bij Molukkers. Nadat ze uit gevangenis kwamen bleven de idealen intact, maar werd geweld afgezworen. Hoe dat kwam? Vooral de rol van de Molukse gemeenschap, het eerste geweld werd nog wel geaccepteerd, maar daarna niet meer. Groepsdruk dus.

En hij komt ook nog even terug op de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh. Bovenkerk stelt: dit waren politieke moorden en geen terrorisme. Hij noemt daarbij een definitie van terrorisme:

‘Geweld tegen goederen of personen door kleine groepen of individuen in naam van een ideologie, godsdienst of overtuiging waarbij het slachtofferschap toevallig is, teneinde angst te zaaien.’

De gedachte daarbij is dat de groep (de bevolking) bang wordt vanuit het idee: dit kan ons ook overkomen.

Niet het geval bij Fortuyn of Van Gogh, dixit Bovenkerk.

En hij gooit er een schepje bovenop: terroristen bereiken zelden hun doel. Het enige succesvolle voorbeeld dat hij kan bedenken zijn de Watergeuzen tijdens de Tachtigjarige Oorlog.

Bovenkerk gaat verder. Zijn er verschillen tussen links-/rechts extremisme, dierenactivisme en moslimterreur? Ja zeker:

  1. Islamitische terroristen gebruiken zelfmoord als middel tot geweld. Ze zijn bereid te sterven voor hun ideaal.
  2. Het internationale karakter van moslim terreur. Dat maakt het lastig aan te pakken, want dat vraagt om internationale samenwerking.

Er is weinig wetenschappelijk materiaal over moslimterrorisme uit de eerste hand. Anne Speckhard (Ph.D.) is de enige wetenschapper die Bovenkerk kan noemen. Speckhard heeft veel terroristen (die het hebben overleefd) geïnterviewd. Wat verbindt deze mensen, wat hebben ze gemeenschappelijk? Hoe kunnen we deze mensen herkennen? Ook zij komt niet tot een eensluidend patroon.

Bovenkerk noemt de koning Marokko die veiligheidsdiensten opdracht gaf om mannen met baarden in de gaten houden. Maar daarna gingen mensen zich scheren. Witte jurken dan? Bovenkerk wil maar zeggen: uiterlijke kenmerken zijn lastig.

Is er dan psychologisch profiel te maken? Bovenkerk noemt een Israëlisch onderzoeksbureau dat uitgaat van gedrag en niet uiterlijke kenmerken. Maar oordeelt dat dit nog onvoldoende wetenschappelijke basis heeft.

‘Het uiterlijk of gedrag van radicalen is lastig in een profiel te vatten’

Zelfmoordterrorisme is lastig wetenschappelijk te vatten. Laten we dus kijken hoe we de voedingsbodem aan kunnen pakken (radicalisering). Al snel komt dan de term ‘de-radicaliseren’ naar boven. Bovenkerk heeft veel ‘de-radicaliseringsprojecten’ onderzocht, maar daar moet je het volgens hem niet in zoeken. De ‘Dutch approach’ (red: kopjes thee drinken?) heeft niet aantoonbaar iets opgeleverd.

Wijkagenten of geheim agenten? Wijkagenten zouden in de haarvaten van de wijk zitten. Maar hoeveel geradicaliseerde jongeren ken je nou echt? Soms twee, hooguit drie. Over het algemeen gelooft hij niet in de ‘haarvaten theorie’.

En dan als uitsmijter: de rol van gemeenten in dit speelveld? Tja, de wethouder of burgemeester moet natuurlijk aan kunnen tonen dat hij zijn best heeft gedaan als het misgaat. Maar effectief?

Wat leert zijn verhaal ons?

Dat het aantal doden door terreur in Nederland zeer beperkt is. Maar misschien doen we dan iets goed? Dat de radicaal die bereid is om over te gaan tot geweld niet makkelijk terug te brengen is tot een set aan uiterlijke kenmerken of gedragskenmerken. En dat de oplossing lijkt te liggen in de gemeenschap waar de radicale jongere zich bevindt.

Door de ogen van de optimistische wetenschapper: Stijn Sieckelinck

Afbeelding:Stijn Sieckelinkc. Bron https://www.tertio.be

Stijn Sieckelinck is als onderzoeker verbonden aan het Institute for Societal Resilience aan de Vrije Universiteit Amsterdam en aan McGill University (Montreal). In tegenstelling tot Bovenkerk zit Sieckelinck in een andere modus. Wat kunnen we er aan doen? Hij heeft hier een aanpak op bedacht die hij ‘re-radicaliserren’ noemt. De premisse van Sieckelinck: radicalisme is niet het probleem, maar geweld is het probleem. Veelal is de aanpak erop gericht om het radicale gedachtegoed te bestrijden. Maar stelt hij: radicaliseren betekent dat iemand weigert de samenleving te accepteren en is dat niet bij veel pubers het geval?

Tot nu toe is het antwoord geweest: de-radicaliseren. Vaak middels mooie programma’s. Maar zo lijkt Sieckelinck de vorige spreker gelijk te geven: dat werkt onvoldoende. Tot nu toe kennen we twee strategieën:

  1. Repressie, politie veiligheid (rechts)
  2. Integratie, preventie (links)

Natuurlijk een goede veiligheidsstrategie is nodig met zaken als surveillance en handhaving maar ook preventie moet daarnaast een plek krijgen. Een sociale strategie zoals hij dat noemt. Het is zoeken naar de juiste schaal, want overreactie in de veiligheidsstrategie is ‘fuel’ voor radicalisering.

Maar zo stelt hij:

‘Complexe problemen kennen geen eenvoudige oplossingen.’

Sieckelinck zoekt de oplossing in het concept ‘wortels en vleugels’ van Janusz Korczak, een Poolse kinderarts, pedagoog en kinderboekenschrijver, Wortels vertaalt naar het Latijn betekent ‘radices’ (of radix in enkelvoud). Mensen die opgroeien in probleemwijken of in probleemgezinnen hebben vaak een gebrek aan wortels, verbinding en houvast. En juist dat brengt risico op radicalisering met zich mee. Maar er is meer nodig. Iets dat het hen vleugels geeft in hun extremisme om te kunnen ontsnappen aan hun lot (red: het verhaal van Jason Walters lijkt dit te ondersteunen).

Hiervoor heeft hij een concept ontwikkeld dat hij ‘re-radicaliseren’ noemt. Ga uit van de leefwereld van de adolescent en probeer hem niet iets ‘af te leren’ maar reik instrumenten aan om ermee om te gaan.

Afbeelding: verschillende uitgangspunten re- en de-radicaliseren

Sieckelinck herhaalt nog maar eens: er zijn geen typische antwoorden op een a-typisch probleem.

Wat leert zijn verhaal ons?

Wat blijft hangen is de bevestiging dat we het hier hebben over wat in design thinking een ‘wicked problem’ wordt genoemd. En zoals jullie weten combineren we design thinking en data science als middel om maatschappelijke vraagstukken op te lossen. Mooi dat Sieckelinck anders probeert te denken en naar wat het lijkt een experiment doet. Benieuwd of gevalideerd leren hier ook wordt toegepast. Ofwel: hoe weten we of wat we bedacht hebben ook echt werkt of niet?

Door de ogen van de jurist: Lucien Stöpler en Yolanda Rechter

In de middag zijn er parallelle workshops over een breed scala aan onderwerpen. In het programmaboekje speuren we naar voorbeelden van de inzet van data-analyse. Maar helaas geen voorbeelden of praktijkcases te vinden. Wel zijn er workshops die ingaan op de vraag: welke informatie mogen we uitwisselen en welke juridische middelen en of beperkingen zijn er?

Privacy als excuus om niet samen te werken

Lucien Stöpler heeft een politie-achtergrond waar hij bij de inlichtingendienst informatie verzamelde over terrorisme en ondermijnende criminaliteit. Nu adviseert Lucien vanuit zijn eigen bedrijf Justice In Practice overheden. Volgens Lucien ligt de oplossing in samenwerken en het opbouwen van steeds grotere netwerken. Mensen die goed geïnformeerd zijn over risico’s én vanuit hun rol daar iets aan kunnen doen geven de veiligheid aantoonbaar een impuls, zo lezen we ook op zijn website.

Lucien laat met een filmpje zien van een interview met een Poolse jongen die naar Parijs vertrok en uiteindelijk in Londen terecht kwam, waar hij dakloos werd, radicaliseerde en bereid was voor de profeet te sterven. Zijn conclusie: het is vrijwel onmogelijk om dit soort jongens ‘uit een database te halen’. Het is zoeken naar een speld in hooiberg.’

Maar wellicht wel als je het netwerk eromheen activeert. Met ketenpartners, maar bijvoorbeeld ook met burgers. Maar welke informatie wil je met je netwerk delen en hoe doe je dat dan? Lucien wijst op de AVG waarin kaders zijn bepaald over de uitwisseling van persoonsgegevens. Lucien komt met een soort checklist die we ook kennen uit onze samenwerking met de gemeente Zaanstad:

1. Gaat het om persoonsgegevens?
2. Waarom wil je dat? (doel)
3. Welke gegevens heb je dan nodig?
4. Wie is eigenaar data?
5. Hoe houden we verspreiding onder controle? (beveiliging)

Hij stelt: de wetgever heeft met opzet ruimte geboden. Neem die ruimte dan ook! (red. lees ook Lucien’s blog: ‘Privacy als excuus om niet samen te werken’)

‘Er is meer mogelijk binnen de wettelijke kaders als het gaat om het verwerken en delen van data. Het is een kwestie van goed organiseren.’

Radicalisering en de rol van de burgemeester

Yolanda Rechter is juridisch adviseur en hoofddocent Wet en Regelgeving Openbare Orde en Veiligheid bij het Studiecentrum Bedrijf & Overheid. Zij gaat vanuit juridisch perspectief in op de vraag: wat is de rol van de gemeente en wat kan en mag een burgemeester als het gaat om radicalisering?

Yolanda houdt het tempo erin en laat ons niet achterover hangen. We worden overhoord als het gaat om onze kennis van het recht. Haar boodschap: er zit een logische gedachte achter de wettelijke kaders! Denk dus gewoon na!

We beginnen bij de vraag: hoort radicalisering eigenlijk wel op het bordje van de burgemeester? Waar gaat die eigenlijk over? Antwoord: openbare orde in de gemeente. Is radicalisering een openbare orde vraagstuk? De wet geeft eigenlijk geen definitie voor openbare orde waarmee de burgemeester dit deels zelf kan invullen. Radicalisering kan worden aangepakt met begrippen als ‘verstoring’ van de openbare orde. Of in ieder geval dreiging daarvan, want het wordt pas een issue als de radicaal overgaat tot het gebruik van geweld. En zie daar de spagaat: als je wacht tot die dat doet ben je te laat.

‘Als je wacht tot de radicaal overgaat tot geweld ben je te laat.’

Wat voor middelen heeft de burgemeester eigenlijk? Opsporing hoort in het strafrecht en dus bij OM en politie. Maar de burgemeester kan als onderdeel van de ‘driehoek’ wel degelijk ‘het oliemannetje’ zijn. En bijvoorbeeld signalen doorgeven aan inlichtingendiensten en de minister van Justitie & Veiligheid die bijvoorbeeld uitreisverboden op kan leggen. En betoogt Yolanda, we vergeten nogal eens dat burgemeesters in geval van nood zelfstandig (en dus niet als lid van het college) besluiten kan nemen. En ook dat die besluiten direct van kracht zijn ook al kunnen ze later worden teruggedraaid met de reguliere bezwaar- en beroepsmogelijkheden die het bestuursrecht biedt.

Conclusie: de burgemeester heeft een verantwoordelijkheid om de openbare orde in zijn gemeente te bewaken en de middelen om dit te doen. Maar belangrijker nog is zijn rol als smeerolie tussen diverse diensten en instanties. En ‘last but not least’ is de gemeente beter dan wie ook geëquipeerd om voeling te houden op lokaal niveau.

Door de ogen van de data specialist

En zo komen we aan het einde van dit congres. Wat hebben we geleerd? Zijn de vragen beantwoord waarmee we vanochtend vroeg op pad zijn gegaan. Deels wel. Hier mijn belangrijkste ’take aways’, vanuit ons perspectief als data science specialisten:

  • Radicalisering en terrorisme zijn lastig te definiëren en ‘vast te pakken’. Er lijkt ook geen vast patroon te zijn op basis waarvan je het risico op radicalisering kan omzetten in bijvoorbeeld een algoritme. Er lijkt ook geen bewezen aanpak te zijn die helpt bij het voorkomen van radicalisering.
  • Radicalisering kan worden geduid als een ‘wicked problem’ waarbij design thinking kan helpen om stappen te kunnen zetten in de richting van een oplossing. Onze Design Sprint methode is bij uitstek geschikt om niet-lineaire oplossingen te bedenken en te valideren.
  • Er is wel degelijk ruimte in wet- en regelgeving, ook de AVG, om data te verzamelen, te analyseren en uit te wisselen. Je moet het alleen goed organiseren.
  • De gemeente en de burgemeester kan wel degelijk een rol spelen bij dit vraagstuk. Wettelijke ruimte en instrumenten zijn beschikbaar. Ook als verbinder tussen instellingen en als luisterend oor dichtbij burgers.
  • And last but not least: de toepassingen om deze met data-analyse te ondersteunen zijn niet aan bod gekomen. Het beeld ontstaat dat die er niet zijn, zeker niet voor gemeenten. Een kans?

Wellicht dat we volgend jaar terugkomen maar dan samen met een gemeente om een toepassing voor data-analyse te presenteren. Onze oplossing voor data-analyse bij ondermijning lijkt hiervoor aanknopingspunten te bieden. Wie durft?

 

 

 

Vijf redenen waarom je datagedreven werken als gemeente samen moet doen

We hebben al veel gesprekken met gemeenten en landelijke overheden gevoerd over hoe big data en artificial intelligence (AI) kunnen helpen bij het oplossen van, soms complexe, maatschappelijke vraagstukken. Zoals jullie weten geloven wij in waardegestuurd ontwikkelen als startpunt voor datagedreven of datagestuurd werken. Ofwel, begin bij het maatschappelijk vraagstuk (en niet de data) en kijk vervolgens hoe je de mensen die met dat vraagstuk in de praktijk bezig zijn een stap verder kan helpen.

We geloven in klein beginnen, in het ontwerpen van prototypes om te kunnen toetsen of wat we bedacht hebben ook waarde toevoegt, alvorens we het gaan omzetten in een daadwerkelijk te gebruiken ‘data-applicatie’. Maar dat is maar het begin. Uiteindelijk zou je om maatschappelijke vraagstukken echt aan te pakken deze applicaties moeten opschalen. En niet alleen binnen je eigen organisatie. Hieronder vijf redenen waarom samenwerken loont, ook met externe partijen.

1. Het aantal en de complexiteit van maatschappelijke vraagstukken is te groot

Hoe goed je datalab of afdeling O&I ook is, je kunt simpelweg niet alles zelf doen. Het aantal uitdagingen is te groot en de complexiteit ervan te omvangrijk. Kijk bijvoorbeeld naar het maatschappelijke vraagstuk van ondermijning.  of de opgave voor gemeenten om het woningaanbod aan te laten sluiten bij de explosief stijgende vraag. En dan laten we het klimaatprobleem, het mobiliteitsvraagstuk en de uitdagingen in het sociaal domein maar even buiten beschouwing.  Als je alles zelf gaat doen dan kom je nooit aan alles toe, of aan alles maar een beetje.

2. Pluk het laaghangend fruit zelf, maar leg de boomgaard aan met anderen

Je kunt de organisatie al een flink eind vooruit helpen met betrekkelijk eenvoudige dashboards. Tools als PowerBI van Microsoft of Qlikview en Tableau zijn prima om een beschrijvende analyse visueel aantrekkelijk te maken. Hiervoor heb je geen data scientists nodig. Wil je echter doorgroeien in het Gartner Analytic Ascendancy Model naar diagnosticerende of voorspellende analyses, dan heb je andere expertise en technologie nodig. Stel jezelf als gemeente de vraag of je die kennis aan boord hebt, kan krijgen of nog moeilijker, kan houden.

3. Maatschappelijke vraagstukken zijn grensoverschrijdend

Wil je echt maatschappelijke vraagstukken aanpakken, dan zal je dat veelal samen met andere overheden en ketenpartners moeten doen. Neem nou de woningopgave. Mensen willen vaak dichtbij hun werk wonen en niet noodzakelijk in de stad waar de werkgever is gevestigd. Hoe zou het woonbeleid eruit zien als je het als regionale opgave  aanvliegt? Maar is je dataplatform of afdeling hier voor geëquipeerd? Kun je de datagedreven toepassing die je ontwikkelt voor woonbeleid ook opschalen naar gemeenten en ketenpartners regio? En die ook nog eens doorontwikkelen en onderhouden?

4. Iedere euro kan je maar één keer uitgeven

Als je alles zelf wil doen dan kost dat simpelweg te veel geld. De gemeente Amsterdam is zijn eigen dataplatform aan het bouwen en dat kost ongeveer 6 miljoen. Het dataplatform stelt de gemeente in staat om data te beheren en via interfaces beschikbaar te stellen aan de eigen organisatie en externe partijen. Zo’n platform is een mooie randvoorwaarde, maar dan heb je nog geen datagedreven toepassingen. Daarvoor zul je een applicatieplatform moeten bouwen met technologieën als ‘R’, Python, Tensorflow etc. Ziet u zichzelf al een plan indienen bij de raad voor 10 miljoen of meer?

5. Iedere partner kan zich richten op haar kerntaken

De overheid is gebouwd op accountability, op publieke controle en politieke besluitvorming. Allemaal ingrediënten voor een betrouwbare organisatie gericht op continuïteit en maatschappelijk draagvlak. Maar wil je tempo maken en dicht op ‘cutting edge’ technologie zitten, dan is het verre van ideaal. Commerciële partijen worden veel meer aangestuurd op effectiviteit en efficiency en kunnen daardoor sneller schakelen. En ook bij de opschaling van toepassingen kunnen zij meer meters maken. In ons huidige bestel zal iedere afzonderlijke gemeente overtuigd moeten worden van de meerwaarde van een toepassing. Sales en marketing dus. Niet de core business van een gemeente.

Advies: Samen Organiseren 2.0!

Datagestuurd werken biedt kansen voor gemeenten om op een innovatieve manier maatschappelijke vraagstukken op te lossen. Gemeenten zouden hun aandacht moeten richten aan het op orde brengen van hun data. Een goed ingericht dataplatform met open interfaces (Common Ground?) helpt om met die data vervolgens aan de slag te kunnen. Voor wat betreft het ontwikkelen van toepassingen is het prima om zelf een groot aantal beschrijvende analyses te doen, maar voor complexere analyses en het opschalen daarvan naar andere gemeenten is het beter om samen te werken.

De markt kan helpen bij het opschalen van toepassingen. Zowel in technische zin door een platform te bouwen waarop je software kan delen, maar ook door andere gemeenten te stimuleren daar gebruik van te maken. Door goede afspraken te maken met een marktpartij kun je voorkomen dat je in een ‘vendor-lockin’ terecht komt. Bijvoorbeeld door af te spreken dat investering in ontwikkeling maar één keer in rekening gebracht kan worden en door een goede exit-strategie af te spreken.

Geïnteresseerd in onze datagestuurde aanpak?
Kijk dan op onze website voor onze aanpak voor datagestuurd werken of lees onze vorige blogs Van datagestuurd naar waardegestuurd werken en Waarom de Design Sprint dé oplossing is voor datagestuurd werken bij overheden. Of neem gewoon contact met ons op!

Eén dag in de bajes: inzichten in de aanpak van ondermijning

Het was een prachtige nazomerdag, maar wij zaten binnen in ‘de Lik’ – een oude gevangenis in het centrum van Utrecht. Het deed me denken aan Alcatraz, dat ik altijd zag liggen tijdens het hardlopen toen ik nog in San Francisco woonde. Andere deelnemers hadden meer een associatie met de TV-serie ‘Prison Break’. Het was hoe dan ook een perfecte locatie voor het congres ‘Ondermijning & Georganiseerde Criminaliteit‘. Wij hebben daar onze casus van een datagedreven aanpak van ondermijning met de gemeente Zaanstad gepresenteerd. Maar er waren nog veel meer interessante presentaties.

Ondermijning

Prinsjesdag is net achter de rug en daar werd opnieuw bevestigd dat er eenmalig 100 miljoen euro vrijkomt om de aanpak van ondermijnende criminaliteit te intensiveren. Structureel is daarnaast vanaf 2019 nog eens 10 miljoen euro extra beschikbaar. Het geld wordt vooral gebruikt om in alle regio’s ‘de integrale aanpak te verbeteren’. Een prachtige stap vooruit, maar ‘bij lang na niet genoeg’, aldus Emile Kolthoff, hoogleraar criminologie en lector Ondermijning aan Avans Hogescholen. Sterker nog, hij stelt ter discussie of we hiermee überhaupt in de buurt van criminele organisaties kunnen komen. Niet gek gegeven de recente inschatting van de omvang van alleen al de handel in synthetische drugs (19 miljard euro op jaarbasis) zoals recentelijk is gepubliceerd.  

Het centrale thema van de dag is Ondermijning. Maar wat is dat nu precies? Met wie wij ook spreken, iedereen lijkt een eigen definitie te hanteren. Kolthoff gebruikt de definitie uit de parlementaire enquête Van Traa:

‘Ontwrichting van maatschappelijke structuren en fundamenten en aantasting van de rechtstaat als gevolg van georganiseerde criminaliteit, die als kenmerk heeft: de bereidheid tot het toepassen van geweld en het infecteren en compromitteren van legale elementen en structuren van onze maatschappij.’

Professor Jan Brouwer, hoogleraar Openbare Orde en Recht aan de Rijksuniversiteit Groningen, kan zich daar deels in vinden, maar neemt vooral een juridisch standpunt in en beschouwt de ondermijningsaanpak als een reactie op falend strafrecht. Ook hij noemt de Miljoenennota waarin ondermijning wordt getypeerd als ‘niet zichtbare criminaliteit’ – waar Brouwer het niet mee eens is. ‘Proberen je te onttrekken aan het zicht, is de core business van criminelen’. Hij gaat zelfs een stap verder. Data wijst bijvoorbeeld uit dat elke 20 minuten in Duitsland een lading gestolen wordt uit een vrachtwagen. De vraag is waarom dit niet onder ‘ondermijning’ valt?

Erkennen, experimenteren & samenwerken

Met enig pessimisme constateert Kolthoff dat we een flinke achterstand hebben en de vraag is hoe we dit moeten aanpakken. Hij biedt echter ook aanknopingspunten voor verbetering, waarvan we er een paar hier noemen:

  • In beginsel vooral erkenning op politiek-bestuurlijk en beleidsbepalend niveau. Als er geen politiek draagvlak en beleid is, kan ook niet verwacht worden dat de operationele organisatie hier prioriteit aan geeft.
  • Investeren in en experimenteren met onorthodoxe maatregelen. Dat is iets waar wij uiteraard enthousiast op reageren, waarbij wij onze Design Sprint inzetten om gecontroleerde experimenten te faciliteren en onorthodoxe maatregelen te ontwerpen, gebruik makend van data, datascience en machine learning.
  • Tot slot: beter samenwerken en onderling afstemmen. Dit laatste hebben wij ook ondervonden bij onze Design Sprint rondom ondermijning in de gemeente Zaanstad waarbij de stapeling van signalen inzichtelijk zijn en onderlinge communicatie en samenwerking ondersteund wordt. Soms kan het zo zijn dat iemand niet mag weten wat er precies speelt, maar dat er iets op een adres speelt kan zeer waardevol zijn bij het orchestreren van de aanpak.

Juridische kaders

Brouwer constateert een verschuiving van de aandacht van het strafrecht naar het bestuursrecht. Het bestuursrecht biedt immers veel meer mogelijkheden om criminaliteit aan te pakken. Ter verduidelijking noemt Brouwer een casus van een oud-studiegenoot, die maar liefst 540 onbetaalde parkeerbonnen had. Strafrechtelijk lastig aan te pakken in die tijd. Nu valt dit onder het bestuursrecht en zou een dergelijke situatie niet meer voorkomen.

Ter illustratie noemt hij ook onderzoek dat is gedaan naar de wetgeving in Nederland in vergelijking met andere landen met betrekking tot de aanpak van Outlaw Motor Gangs (OMG). Andere landen hebben aanzienlijk meer mogelijkheden en gaan soms heel ver – zo worden OMG-leden die in de gevangenis zitten in Australië verplicht om roze pakken te dragen.

Dat is volgens Brouwer de kern van de huidige aanpak van ondermijning: via het bestuursrecht wordt de juridische slagkracht vergroot. Maar, zo waarschuwt Brouwer, daar is het bestuursrecht niet voor bedoeld en zijn de bestuursdiensten (lees: gemeenten) niet voor geëquipeerd.

Intelligence & Informatievoorziening

Naast het vergroten van de (beleids)capaciteit bij gemeenten en het beter opleiden van ambtenaren is het verbeteren van de informatievoorziening, of informatiepositie, een van de sleutels voor gemeenten en burgemeesters. Een aantal burgemeesters heeft een concept ondermijningswet voorgesteld met daarin meer bevoegdheden voor het aanpakken van ondermijnende criminaliteit. ’Gemeentelijke diensten en bedrijven zijn verplicht ten behoeve van deze taak de noodzakelijk gegevens te verstrekken’. Burgemeesters moeten zo een betere ‘intelligence’ positie krijgen. Toegang tot data en slimme technologie helpen vervolgens om de intelligence positie ook daadwerkelijk te verbeteren. De druk om hierin te voorzien is enorm groot.

Uiteindelijk is het een kwestie van lange adem, flink doorzetten en stevig investeren.  

Schaduweconomie

Aan de hand van een casus wijst Désirée Schmalschläger, burgemeester van de gemeente Nuth, op de schaduweconomie. Maar ook op  de complexiteit van het handelen en acteren op een draaideur crimineel. ‘We zullen hem binnenkort wel weer tegenkomen. Van pillen en prostitutie tot wapenhandel’.  Haar tip: neem een bedrijventerrein in je gemeente en ga er eens met een vlooienkam door – ga ieder bedrijf langs en licht ze allemaal door. Je zal verrast zijn wat je dan tegekomt.

Maar flink doorzetten is lastig met het gebrek aan handen in bijvoorbeeld de gemeente Nuth met een halve halve FTE voor veiligheid en openbare orde. Op die manier blijft men containers met chemisch afval van synthetische drugsproductie aantreffen of wordt het gif zelfs met gierwagens over het land uitgestrooid.

Een ander voorbeeld dat telkens terugkwam: 10 kapperszaken in een kleine straat, waarvan een aantal zaken niet eens een stoel hadden staan. Lijkt sterk op de nagelstudio’s en glazenwassers die we in andere gemeentes horen: uit de data blijkt dat er verhoudingsgewijs veel meer bedrijven in een branche zitten dan de locatie rechtvaardigt. Dit heeft alle schijn van een vorm van ondermijning.

Ik moest direct denken aan onze Milieu Navigator die we ontwikkeld hebben voor de gemeente Eindhoven om op basis van slim combineren van data de bedrijven met het hoogste risico inzichtelijk maken en zo gerichter controles kunnen doen.

Levensbedreigende situaties

Fons Jacobs  – oud burgemeester Helmond – vertelde een schrijnend verhaal over een levensbedreigende situatie en hoe hij daar mee om moest gaan. Met humor en spot vertelde hij over de situatie en wat hij er van geleerd heeft. Voornaamste lessen: beter voorbereiding, nooit meer onderduiken, zelf betrokken blijven en zoveel mogelijk zelf regie houden.

Datagedreven aanpak ondermijning in Zaanstad

Zelf heb ik met Johan Cnossen van de gemeente Zaanstad een presentatie gehouden over het prototype dat we ontwikkeld hebben voor een datagedreven aanpak ondermijning. In een bomvolle zaal hebben we stilgestaan bij de ondermijningsproblematiek in Zaanstad, hun ambitie met betrekking tot datagedreven werken en de Design Sprint die we gezamenlijk gedaan hebben.

Positieve reacties, veel vragen en uiteraard gezonde kritische kanttekeningen hoe we omgaan met privacy aspecten (antwoord: privacy by design!).

Conclusies

Een zeer geslaagd congres op een prachtige herfstdag en een briljante locatie. Mijn samenvatting van de dag in 3 punten:

  • Ondermijning is een onderwerp dat leeft en verschuift van bewustwording naar aanpak!
    • Grootste wens: gezamenlijk en integrale aanpak tussen partijen
    • Grootste zorg: is iedereen wel wie die zegt dat hij is?
  • Datagedreven initiatieven ter ondersteuning van de aanpak staan nog in de kinderschoenen, maar de verwachtingen zijn hoog.
    • Grootste wens: optimale intelligence – alle relevante informatie inzichtelijk. Signaleringsfunctie.
    • Grootste zorg: privacy aspecten, beschikbaarheid (en onderhoudbaarheid) van data
  • Iedereen zoekt naar nieuwe manieren en handvatten om ondermijning aan te pakken.
    • Grootste wens: meer geld en ruimte voor experimenten, nieuwe manieren voor aanpak en een echt verschil maken.
    • Grootste zorg: niet kunnen bijhouden van georganiseerde criminaliteit door juridische kaders.

En, als er iets is waar iedereen het over eens is: die 100 miljoen is slechts een druppel op de gloeiende plaat.

Relevante links

Whitepapers

Nieuws

Blogs

Webinars

Praktijkcases

Productinformatie

Research

Naar een datagestuurd veiligheidsbeleid

‘Veiligheid, criminaliteit en openbare orde is het belangrijkste thema bij de raadsverkiezingen’, aldus een artikel begin dit jaar in Binnenlands Bestuur. Iedere gemeente, van groot tot klein, is momenteel bezig om een aanpak te ontwikkelen veelal onder de noemer ‘ondermijning’. Burgemeesters zijn tegenwoordig ‘crime fighters’ en gemeenten zoeken onder regie van RIEC’s (Regionale Inlichtingen en Expertise Centra) steeds meer de samenwerking op met ketenpartners als politie, OM en Belastingdienst voor de bestrijding van (ondermijnende) criminaliteit.

Datagedreven aanpak ligt voor de hand

Een efficiënte samenwerking met ketenpartners en het slim gebruik van data en technologie zijn de sleutels voor een modern veiligheidsbeleid. Gemeenten zijn zich steeds meer bewust van de hoeveelheid data waarover zij (kunnen) beschikken en zoeken naar mogelijkheden om deze te benutten. In eerste instantie om een goed beeld te krijgen wat er nu precies speelt, maar vooral om op basis daarvan preventieve en repressieve maatregelen te kunnen nemen. Want wat heb je aan een inzicht dat je niet om kan zetten in handelen?

Winst door data snel toegankelijk te maken

Wanneer medewerkers een signaal krijgen dat er iets mis is met een pand, vraagt onderzoek soms dagen en dan heeft men vaak nog niet alle relevante informatie. Door data bij elkaar te brengen en makkelijk inzichtelijk te maken, kan veel tijd worden bespaard. Medewerkers moeten soms wel in 10 systemen inloggen, om een goed beeld te krijgen. Data analyse zorgt ervoor dat alles met 1 druk op de knop inzichtelijk wordt gemaakt. Daarnaast worden patronen zichtbaar waardoor je niet alleen afhankelijk bent van externe signalen om te gaan onderzoeken.

Chinese muren door privacy

Binnen gemeenten zijn verschillende afdelingen bezig met fraude, criminaliteit en openbare orde, ieder vanuit een eigen invalshoek. Tussen de afdelingen zitten vaak ‘Chinese muren’. Zo zijn medewerkers in het sociale domein bezig met bijstands- en zorgfraude, binnen burgerzaken met adresfraude en binnen het ruimtelijk domein met woonfraude. In verband met de privacy mogen zij niet zomaar informatie uitwisselen. Hierdoor bestaat het risico dat afdelingen elkaar tegenwerken. Als het team ‘High Impact Crimes’ een pand vol afluisterapparatuur heeft hangen, dan wil je niet dat handhavers bij hetzelfde pand aan gaan bellen in verband met het vermoeden van woonfraude.

Winst door slimme samenwerking

Maar ondanks de beperkingen die er zijn voor informatie uitwisseling tussen afdelingen, kan je wel inzichtelijk maken (mits je autorisatie hebt) dat meerdere afdelingen bezig zijn met een pand of persoon zonder detailinfo te verstrekken. Dit ter voorkoming dat men elkaar intern voor de voeten loopt. En daarnaast kan een opeenstapeling van signalen wel eens op meer kunnen duiden. Het goed inregelen van autorisatiemechanismen en toepassing van audit en logging functionaliteit voorkomt onrechtmatige toegang tot gegevens.

Design Sprint legt de ‘pijn op de werkvloer bloot’

Met verschillende gemeenten heeft Shintō Labs een zogenoemde Design Sprint gedaan rond thema’s als ondermijnende criminaliteit, fraude en woonoverlast. Het snel toegankelijk maken van meerdere databronnen zorgt voor enorme efficiencywinst en bevordert de samenwerking tussen interne en externe ketenpartners. Goede autorisatiemechanismen en beveiligingsmaatregelen zorgen ervoor dat het ook rechtmatig gebeurt, maar daarover in de volgende blogs meer.

Geïnteresseerd in onze datagestuurde aanpak?

Kom naar het Congres Ondermijning & Georganiseerde Criminaliteit waar we samen met de gemeente Zaanstad een presentatie verzorgen met als titel ‘Datagedreven aanpak van ondermijning’. Of check de praktijkvoorbeelden voor Ondermijning en Woonoverlast. Het is ook mogelijk het webinar terug te kijken dat we hebben georganiseerd samen met de gemeente Zaanstad.

Relevante links

Whitepapers

Nieuws

Blogs

Webinars

Praktijkcases

Productinformatie

Research

Van datagestuurd naar waardegestuurd werken

Shintō Labs voegt met data waarde toe aan organisaties die bezig zijn met het oplossen van een maatschappelijk vraagstuk. Wat wij bedenken moet mensen scherper maken en een stap vooruit helpen in hun werk. Bij abstracte beleidsthema’s (zoals overlast) kan data analyse helpen bij de feitelijke onderbouwing van het probleem.

Data kan helpen om problemen te objectiveren om van daaruit prioriteiten te stellen over het oplossen daarvan. Maar begin bij het begin. Maak eerst een beschrijvende of descriptieve analyse om vervolgens te groeien naar een volgende stap. Het Gartner Analytic Ascendancy Model geeft een leidraad hoe die groei eruit kan zien. Het model biedt een raamwerk voor stapsgewijs ‘waardegestuurd’ ontwikkelen.

Datagestuurd werken begint bij het luisteren naar de mensen op de werkvloer en niet bij de data of de technologie. Waarmee kunnen we ze het beste helpen? Waar zit de grootste pijn? Een van de grootste uitdagingen van beleidsmedewerkers is het bij elkaar brengen van relevante data en het geautoriseerd toegang krijgen tot die data. Heel vaak zien we dat data is opgeslagen in Excel-bestanden van individuele medewerkers. Of bij andere afdelingen of zelfs ketenpartners. Het bij elkaar brengen van die data en overzichtelijk presenteren daarvan levert vaak al enorme winst op.

Begin dus bij een beschrijvende analyse maar zorg er ook voor dat je kan doorgroeien naar een hoger niveau. Naar een diagnosticerende of zelfs voorspellende analyse. De software die je daarvoor gebruikt moet dat kunnen ondersteunen. Je wilt immers niet weer opnieuw met andere technologie aan de slag als je naar een volgend niveau wil. Onlangs hebben we een Design Sprint gedaan rondom het thema ‘Woonoverlast’ voor de gemeente Eindhoven. Woonoverlast is een van de speerpunten van de afdeling Veiligheid. Op basis van interviews met bewoners in de wijk, bleek dat het gevoel van onveiligheid vaak zijn oorzaak vindt bij bepaalde woningen of panden. Van geluidsoverlast, veel auto’s voor de deur, onbekende mensen die gedurende de dag woningen in en uit lopen. Soms werd hiervan melding gedaan door bewoners maar soms ook niet.

Van 27 panden was actief melding gedaan, maar door alle data bijelkaar te brengen kwam men tot een lijst van 43 panden. Een van de databronnen was een Excel-lijst van een medewerker van de afdeling Vergunningen die zich bezig hield met illegaal kamerverhuur. Een andere context, een andere afdeling, maar wel waardevol voor het vraagstuk ‘Woonoverlast’.

Het is een voorbeeld van het inzichtelijk maken van een probleem door alle data – ook van verschillende afdelingen – in één platform onder te brengen. Hierdoor ontstaat inzicht. We helpen handhavers om dit soort panden gericht te controleren. En omdat we ze in staat stellen om na controle op een eenvoudige manier feedback te geven aan het systeem, kan het systeem ‘leren’ en steeds beter voorspellen waar mogelijk wat aan de hand is. In de praktijk blijkt tevens dat er bij controle van dit soort panden vaak meer aan de hand is dan alleen de overlast; van uitbuiting en vrouwenhandel, tot hennepteelt en drugscriminaliteit. En daar is het uiteindelijk om te doen: de wijk en de stad veiliger en een beetje mooier maken.

Wil je meer weten over het bestrijden van woonoverlast met data? Klik dan hier.

Leestip: lees ook het blog van Tom Pots, Senior informatiemanager bij de Gemeente Zaanstad waarin hij zijn kijk geeft op het Gartner model.

Shintolabs-Waarom-de-Design-Sprint-dé-oplossing-is

Waarom de Design Sprint dé oplossing is voor datagestuurd werken bij overheden

Iedereen in overheidsland praat erover, maar weinigen doen het: razendsnel resultaten boeken met dataprojecten. De vele discussies op afdelingsniveau (waarbij rapporten ongebruikt in bureaulades verdwijnen) en op bestuurlijk niveau (over de verspilling van miljoenen gemeenschapsgeld aan grote ICT-projecten) gaan voorbij aan de kern van de zaak: hoe moet het dan wel!? Zou het niet mooi zijn als er een methode is om in korte tijd uit te vinden of iets werkt of niet voordat je grote investeringen doet?

De overheid staat de laatste jaren steeds vaker onder druk vanuit een brede maatschappelijke discussie over de besteding van publiek geld. Of dit altijd terecht is, is een ander verhaal, maar dat er met een kritisch oog wordt gekeken naar bijvoorbeeld de ICT-uitgaven, is logisch. Want de overheid komt regelmatig in het nieuws met ‘mislukte’ ICT-projecten.

Bij de overheid gaan veel dingen goed, maar er wordt veel geklaagd vanuit de bevolking. Met name over verspilling van gemeenschapsgelden, zeker als het gaat om ICT. Dat is natuurlijk ook niet zo gek als je in de krant zo vaak leest over mislukte ICT-projecten. Dat moet anders (en dat kan ook).

Iedereen heeft wel eens gehoord van ‘big data’ en als er ergens veel data beschikbaar zijn, dan is het wel bij de overheid. Deze data kan heel goed worden ingezet om grote maatschappelijke vraagstukken op te lossen. Dat besef leeft inmiddels ook breed binnen de overheid. De grote vraag is: waar moet je beginnen?

Vaak worden er dan data scientists ingehuurd die mooie dashboards ontwikkelen bij voorkeur met een voorspellend model erin. Predictive Analytics noemen ze dat. Het probleem is dat deze toepassingen meestal in de spreekwoordelijke ‘bureaula’ verdwijnen. Waarom? Omdat ze vergeten de gebruiker mee te nemen in de ontwikkeling van de oplossing. Sterker nog: het lost vaak niet het grootste probleem op de werkvloer op. En dan schiet het middel zijn doel dus voorbij.

Het antwoord waar wij mee zijn gekomen, is de Design Sprint. Het is een methodologie uit de koker van Google Ventures, die al sinds 2010 succesvol wordt ingezet in Silicon Valley. Wij hebben dit omgebouwd tot een methode die uitstekend geschikt is om samen met een overheidsorganisatie in heel korte tijd te onderzoeken of iets werkt of niet, of het voldoende waarde toevoegt.

Met een team van vijf tot zeven mensen vanuit de opdrachtgever werken we vijf dagen aan het oplossen van een probleem dat leeft in een gemeente. En dan vooral de mensen die in de praktijk bezig zijn met het vraagstuk. Wij zetten ze volledig in de ‘drivers seat’.

Op de eerste dag zoomen we in op het probleem. Wat is het vraagstuk waar de gemeente mee worstelt, bijvoorbeeld op het gebied van ondermijnende criminaliteit of fraude, mobiliteit, handhaving of een ander thema. Welke data is er beschikbaar? Welke externe experts kunnen hierop reflecteren?

Op dag twee gaan we aan de slag in verschillende werkvormen en laten de gebruikers bedenken we hoe de oplossing eruit moet komen te zien. Bij het onderdeel ‘Lightning Demos’ laten gebruikers zelf voorbeelden zien waarvan zij denken dat het kan helpen. Dat kan zijn een app, een website of zelfs een handige functie op een iPhone.

De derde dag is de dag waarop keuzes moeten worden gemaakt door de gebruikers. Er wordt een storyboard gemaakt waarmee precies kan worden gevisualiseerd hoe de oplossing eruit moet komen te zien en hoe dat past in hun dagelijkse werkzaamheden. En vooral dat laatste is essentieel.

Hierna, op dag vier, wordt door ons het prototype gebouwd. Er wordt gebruik gemaakt van echte data en de oplossing ziet er uit alsof deze al helemaal klaar is. Dat is natuurlijk niet zo, maar het gaat er uiteindelijk om dat de gebruikers dat denken en feedback kunnen geven.

En dat gebeurt op de laatste en belangrijkste dag. De validatiedag, waarbij feedback kan worden gegeven op het prototype. Feedback van gebruikers die ook bezig zijn met het vraagstuk, maar niet deelgenomen hebben aan de Design Sprint. Wat werkt wel en wat werkt niet? En: heeft het zin om een volgende stap te zetten?

Een Design Sprint is eigenlijk altijd succesvol in de betekenis dat het altijd resultaten oplevert. Of je hebt iets bedacht waarvan je weet dat het werkt of je hebt in korte tijd ontdekt dat verder ontwikkelen niet zinvol is.

Ik vind het iedere keer weer prachtig om te zien hoe de oplossing vanuit de gebruikers zelf komt en dus niet vanuit de techniek. Zo is de adoptie uiteindelijk hoog en voorkom je dat toepassingen niet gebruikt gaan worden. En dat veel gemeenschapsgeld wordt verkwist!

8 lessen uit de Shintō Labs Design Sprint

Hoe kunnen lokale en centrale overheden innoveren om zich te ontwikkelen als datagedreven organisaties? We ontwierpen een bijzonder pragmatische aanpak, initieel gebaseerd op de Google Ventures Sprint methode, maar gelokaliseerd naar onze context en in het bijzonder gericht op het valideren van data hypotheses.

Het uitgangspunt is even eenvoudig als effectief: in 5 dagen zetten we een challenge om in een gevalideerd prototype.

Behalve prachtige resultaten heeft dit ons waardevolle inzichten opgeleverd. Transparantie is een belangrijk onderdeel van wie we zijn. Daarom delen we de 8 belangrijkste lessen, om van elkaar te leren en om de discussie te voeden.

  1. Start with why: kies een goede challenge
  2. It’s all about the people: vind het juiste team
  3. Keep the pace: focus en voortgang
  4. Stel resultaat boven perfectie
  5. Iedereen denkt en stemt mee, de beslisser beslist
  6. Ontwerp buiten, presenteer binnen
  7. Bewijsvoering boven spiegeltjes en kraaltjes
  8. Have fun!

1. Start with why: kies een goede challenge

“Start with why” – aldus Simon Sinek. Meneer Sinek gebruikt het in de context van bedrijfsmodellen en hoe bedrijven zoals Apple hun boodschap verpakken om een breder publiek te bereiken. En zo gek is die uitspraak natuurlijk niet. Aan de basis van iedere beslissing en investering hoort een gezonde vraag te liggen: waarom doen we dit?  

Het startpunt van de Design Sprint is een goede challenge: een probleem of vraagstuk dat uitdagend genoeg is, aanspreekt, te vertalen is naar een hoger liggend doel (waarom doen we dit), te vertalen is naar één of meerdere data hypotheses en bovendien waarde oplevert voor specifieke gebruikers.

De Design Sprint is een bewezen goede aanpak om een mooie challenge om te zetten naar een toetsbaar prototype. Het is echter wel noodzakelijk om te bedenken waar een sprint jouw organisatie mee zou kunnen helpen. Soms helpt een Sprint om in kleine stappen naar een specifiek doel te komen, maar soms kan het ook helpen om een richting zonder enige doel te verkennen. In elk geval blijkt dat het identificeren van een challenge voordat je een Sprint in gaat een succesfactor te zijn.

Recentelijk waren we bij de gemeente Eindhoven die de volgende challenge hadden benoemd: de kans op milieuovertredingen nog verder te verkleinen door proactief risicovolle bedrijven in kaart te brengen en slim gebruik te maken van data binnen en buiten de gemeente Eindhoven. Een in de basis vrij algemene challenge maar met voldoende sturing, uitdaging en complexiteit in zich. Kortom, perfect voor een Design Sprint. Dit was ook het uitgangspunt om via de Design Sprint een prototype te ontwikkelen en te kijken of we via het combineren van bronnen deze bedrijven inzichtelijk konden maken.

We helpen overheidsorganisaties ook bij het expliciteren van deze challenge. Het hoeft niet van tevoren helemaal uitgespeld te worden: de precieze formulering van de challenge wordt op dag 1 van de Design Sprint boven tafel gehaald en zorgvuldig geformuleerd. Feit blijft wel dat ervaring ons geleerd heeft de eerste vraag te stellen: waarom willen jullie een Sprint wil doen?

2. It’s all about the people: vind het juiste team

De kracht van de Design Sprint komt goed tot zijn recht als er een multidisciplinair team bij betrokken is. Het samenspel tussen de gemeente en het Design Team van Shintō bepaalt in grote mate het succes. De ideale omvang van een team is 5 tot 8 personen. Met minder personen verlies je aan creativiteit en verschillende input, met meer personen zijn er te veel koks die de brij verzouten.

Het Shintō Team wordt vertegenwoordigd door een Sprint Master en de Data Scientist. De Sprint Master faciliteert de Design Sprint, bewaakt de voortgang en houdt het doel in de gaten. De Data Scientist analyseert de data, valideert de data hypotheses en ontwikkelt de benodigde algoritmes om tot de validatie te kunnen komen.

Vanuit de gemeente bestaat het team typisch uit de ‘business-owner’, een Informatie- of systeembeheerder en een informatieanalist. De business heeft de rol als  opdrachtgever en krijgt een bijzondere taak in het proces: beslisser (even onthouden als je wil, komt zo direct terug). De informatiebeheerders leveren naast creatieve input vooral ook kennis over bestaande systemen en databronnen in. De informatieanalist heeft de kennis om systeemoverstijgend te redeneren in oplossingen die voor de gemeente relevant is.

Essentieel is dat er een team staat met de wil en ambitie om in korte tijd een nieuw prototype te bedenken. In het creatieve proces dat onder grote druk staat is geen ruimte voor weerstand.

3. Keep the pace: focus en voortgang

We leven in een ‘connected world’ waarbij multitasking eerder de regel is dan uitzondering. Tegelijkertijd staan alle kranten en social media er vol mee: te veel afleiding gaat ten koste van productiviteit en focus. Over het algemeen zijn wij net zo connected als de rest, maar tijdens de sprint kiezen we voor volledige focus. Dat betekent onder andere: no devices. Hoewel het in het begin even wennen is, blijkt dat teams snel gewend raken aan het met focus werken aan de oplossing. En wanneer iemand een heel belangrijk telefoontje heeft, dan kan dat natuurlijk wel, maar buiten de kamer waar gewerkt wordt. Zo organiseren we de focus gedurende de sprint.

Aan het begin leggen we de focus van de sprint vast: de challenge vertalen we naar de centrale doelstelling van de sprint en enkele sprintvragen die we gaan beantwoorden. Gedurende de Design Sprint grijpen we bij iedere stap terug naar deze doelstelling en de sprintvragen om te zien of we op koers zijn.

IMG_0710

Een andere manier die we toepassen om focus te houden en bovendien te zorgen dat we voortgang blijven boeken is timeboxen. Met een speciale klok houden we de tijd bij van ieder onderdeel en zodra de beoogde tijd verstreken is gaan we door. Als er op dat moment nog punten open staan wordt er ter plekke een beslissing genomen. Dit brengt zowel focus als een zekere mate van urgentie. Het werkt en geeft bovendien inzicht in hoe lang we de focus moeten vasthouden.

De ervaring leert dat de Design Sprint intensieve dagen zijn hoewel het daadwerkelijk aantal gewerkte uren overzichtelijk is. Dit heeft alles te maken met hoge concentratie die tijdens de sessies gevraagd wordt. Belangrijk hierbij is dat we voldoende pauzes organiseren  om iedereen de ruimte te geven om te ontspannen en natuurlijk om even snel mail, Facebook, Twitter en Instagram te checken.

Kortom, we bewaken de focus en voortgang hetgeen noodzakelijk is om in zo’n korte tijd resultaat te boeken.

4. Stel resultaat boven perfectie

Herbert A. Simon introduceerde het begrip Satisficing halverwege de vorige eeuw. Het is een samentrekking van de begrippen Satisfy (bevrediging/voldoening) en Suffice (voldoende) en werd gebruikt in de context van het nemen van beslissingen waarbij een optimale beslissing redelijkerwijs niet genomen kan worden. Binnen de Design Sprint worden dergelijke satisficing beslissingen aan de lopende band genomen. De Design Sprint streeft geenszins naar volledigheid of compleetheid, ook niet naar de perfecte oplossing, maar biedt een antwoord om een aantal specifieke hypotheses te toetsen. Per definitie kunnen niet alle ideeën in één Design Sprint getoetst worden en dat is oké. Wel is het van groot belang dat die hypotheses die je wél wil toetsen in voldoende mate geborgd zijn in de Sprint – dat is de taak van de Sprint Master.

Uiteindelijk wordt aan het eind van Sprint gekeken in hoeverre de Sprint vragen beantwoord zijn. Het streven is om de te toetsen hypotheses met voldoende mate van zekerheid te kunnen bevestigen of weerleggen.

Haalbaarheid Sprint

5. Iedereen denkt en stemt mee, de beslisser beslist

Ook bij de Design Sprint werken we op basis van cocreatie waarbij iedereen voorbeelden aandraagt en zijn of haar stem kan uitbrengen. Vaak zie je dat de beste ideeën door de meeste teamleden gedragen worden.

In enkele gevallen zijn de meningen echter verdeeld. In de Design Sprint is er zeer beperkt ruimte om te vergaderen, te polderen en te overleggen om tot beslissingen te komen. Mocht het zover komen dat er geen duidelijk ‘winnend idee’ is, wordt het beslissingsproces een beetje geholpen: de beslisser (weet je nog?) krijgt extra zware stemmen en bij beslismomenten waarbij de tijd verstreken is ligt de macht en verantwoordelijkheid om een beslissing te nemen bij de beslisser. Zo heeft iedereen een stem in het proces, de een iets meer dan de ander, maar het zorgt ervoor dat het resultaat uiteindelijk door het team ontworpen en gekozen is.

Stemmen op ideeën

6. Ontwerp buiten, presenteer binnen

Wij geloven dat als je wilt innoveren dat je dat buiten je staande organisatie moet organiseren. Dat is tevens de oorsprong van ons bedrijfsnaam Shintō Labs (vraag er gerust een keer naar). Ook bij de Design Sprint houden we vast aan dit idee en dat wordt bijzonder positief ontvangen. Concreet betekent dit dat we met het team op een locatie buiten de gemeente gaan zitten die zowel inspireert, alle benodigde faciliteiten heeft – zoals veel whiteboards en goede koffie – alsook focus geeft omdat er beperkt afleiding is.

Tegelijkertijd hebben wij geleerd dat het presenteren van de oplossing aan het team en het management juist binnen de gemeente thuishoort. Het laatste heeft deels te maken met de opgelopen werkdruk bij enkele dagen afwezigheid, maar ook met het psychologische effect dat het extern ontworpen prototype uiteindelijk binnen de organisatie een plek moet krijgen. Het team krijgt daarbij de gezamenlijke verantwoordelijkheid om de uitgevoerde Design Sprint te presenteren. De combinatie van extern ontwerpen en intern laten landen is hoe wij de Design Sprint organiseren.

7. Bewijsvoering boven spiegeltjes en kraaltjes

De originele Sprint zoals ontworpen door Google Ventures leunt zwaar op toetsing middels mockups en fake prototyping. Hoewel deze vorm van validatie zeker helpt om de waarde van wat er gemaakt kan worden, bewijst het niet dat het gemaakt kan worden. Vooral dit laatste is essentieel voor gemeentes die datagedreven willen werken. De acceptatie van het prototype is direct gekoppeld aan de bewijsvoering van de data analytics. Om die reden hebben wij data hypotheses toegevoegd als centraal onderdeel van de Design Sprint.

De validatie bestaat daarmee in de Design Sprint uit

  • Kwantitatieve validatie, gebaseerd op data validatie
  • Kwalitatieve externe validatie: waarbij potentiële gebruikers die niet in het team zitten het prototype toetsen en middels interviews bepalen we hoe waardevol zij het prototype ervaren.
  • Kwalitatieve internet validatie: waarbij de teamleden zelf een validatie kunnen geven over de resultaten van zowel het prototype als de antwoorden op de data hypotheses.

Voor de kwalitatieve validaties is het toch ook van belang dat het prototype er goed uitziet dus werken we wel degelijk met mockups, maar de kern is dat de bewijsvoering van de data hypotheses voorrang heeft boven de visuele aantrekkelijkheid van het prototype.

8. Have fun!

Bij evaluaties krijgen we het iedere keer te horen: “dit was een prachtige ervaring”. Zelfs de meest sceptische teamgenoot is aan het einde om. En terecht, de Design Sprint is een prachtige manier om in hele korte tijd iets nieuws te ontwerpen. Daarvoor mag je met een klein goed team, een paar dagen in een inspirerende omgeving werken aan een oplossing die uiteindelijk impact moet maken. Natuurlijk zijn er allemaal constructen om ervoor te zorgen dat er resultaten komen (zoals de no devices), maar uiteindelijk is het vooral een hele leuke ervaring en een manier van werken die je zelf ook in andere projecten kunt toepassen.

Kortom: wij zien de Shintō Labs Design Sprint als een zinvolle manier om te innoveren en in hele korte tijd een challenge te vertalen naar een gevalideerd prototype.